In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2025 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van een Egyptische vreemdeling. De eiser, geboren op een onbekende datum en met een V-nummer, had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die op 20 juli 2025 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 5 september 2025. Eiser betoogde dat er geen zicht op uitzetting naar Egypte was, omdat er geen respons was ontvangen van de Egyptische autoriteiten op een eerder verzonden verzoek. De rechtbank oordeelde echter dat de minister voldoende voortvarend handelde en dat er geen reden was om aan te nemen dat er geen zicht op uitzetting was. De rechtbank wees het beroep van eiser ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank concludeerde dat de minister enige tijd gegund mocht worden om de resultaten van het verzoek aan de liaison officer af te wachten en dat er geen aanleiding was voor het opleggen van een lichter middel. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.