ECLI:NL:RBDHA:2025:18925
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van een Algerijnse asielzoeker en de rechtmatigheid van de inbewaringstelling
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 14 oktober 2025, wordt het beroep van eiser tegen de maatregel van bewaring door de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. Eiser, een Algerijnse asielzoeker, had eerder in bewaring gezeten van 22 oktober 2024 tot 10 april 2025. De minister legde op 15 september 2025 opnieuw de maatregel van bewaring op, omdat er volgens hem zicht op uitzetting naar Algerije was. Eiser betwistte deze maatregel en voerde aan dat er geen zicht op uitzetting was en dat de belangenafweging in zijn voordeel moest uitvallen.
De rechtbank oordeelde dat de minister terecht de maatregel van bewaring had opgelegd. Eiser had onvoldoende medewerking verleend aan zijn uitzetting, onder andere door niet mee te werken aan het verkrijgen van een reisdocument. De rechtbank concludeerde dat er geen grond was om te oordelen dat de minister niet in redelijkheid meer gewicht had kunnen toekennen aan het algemeen belang bij inbewaringstelling dan aan het belang van eiser bij invrijheidstelling. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Eiser heeft het recht om binnen een week na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.