In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig had beslist op de asielaanvraag van 29 augustus 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is verstreken en dat de minister, na het verstrijken van deze termijn, niet heeft gereageerd op het verzoek van eiser om alsnog binnen zestien weken te beslissen. Op 14 juli 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen, waardoor de rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om de minister te dwingen tot een nieuw besluit. Het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit is kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, en het beroep tegen het alsnog genomen besluit is ongegrond, omdat eiser geen gronden heeft ingediend die betrekking hebben op dit besluit. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de minister geen bestuurlijke dwangsom hoeft te betalen, aangezien hij heeft voldaan aan het verzoek van eiser door alsnog te beslissen. De proceskosten van eiser zijn vastgesteld op € 453,50, die de minister moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.