In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eiser had eerder een procedure aangespannen omdat de minister niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag van 5 december 2022. De rechtbank had in een eerdere uitspraak bepaald dat de minister binnen twee weken een besluit moest nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 7.500,-. In deze procedure oordeelt de rechtbank dat de minister opnieuw niet binnen de gestelde termijn heeft beslist. De rechtbank verklaart het beroep ontvankelijk en gegrond, en legt de minister een nieuwe beslistermijn van twee weken op, te rekenen vanaf de bekendmaking van deze uitspraak. Indien de minister niet tijdig beslist, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier A.S. van der Veen, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.