ECLI:NL:RBDHA:2025:19078

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.26045
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanvullend terugkeerbesluit van de minister van Asiel en Migratie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 oktober 2025, wordt het beroep van eiser tegen een aanvullend terugkeerbesluit van de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eiser, van Gambiaanse nationaliteit, is het niet eens met het besluit dat zijn terugkeer naar Sierra Leone behelst. Hij voert verschillende beroepsgronden aan, waaronder de onvoldoende motivatie van het besluit en het ontbreken van een heroverweging van het eerdere terugkeerbesluit. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van het aanvullend terugkeerbesluit en komt tot de conclusie dat de minister dit besluit op goede gronden heeft genomen en voldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank stelt vast dat de minister eiser voorafgaand aan het besluit heeft gehoord en dat de redenen voor de aanwijzing van Sierra Leone als land van terugkeer duidelijk zijn. De rechtbank oordeelt dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn zienswijze te geven en dat de minister niet verplicht was om het eerdere besluit te heroverwegen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.26045

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Gambiaanse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. F.A. Broersma),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. J.P.M. Wuite).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen een aanvullend terugkeerbesluit. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Mede aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de rechtmatigheid van het aanvullend terugkeerbesluit.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de minister het aanvullend terugkeerbesluit op goede gronden heeft genomen en voldoende heeft gemotiveerd. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Op 6 juni 2025 heeft de minister een aanvullend terugkeerbesluit genomen waarin, in vervolg en aanvulling op het terugkeerbesluit van 27 februari 2025, wordt aangegeven dat de terugkeerinspanningen van de Nederlandse overheid zich ook zullen richten op Sierra Leone.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het aanvullend terugkeerbesluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de minister. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Procesbelang
3. De rechtbank ziet geen aanleiding om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren wegens geen procesbelang.
Heeft de minister het aanvullend terugkeerbesluit voldoende deugdelijk gemotiveerd?
4. Eiser voert aan dat het aanvullend terugkeerbesluit niet of onvoldoende is gemotiveerd. Hiertoe voert eiser aan dat niet wordt vermeld dat het land van terugkeer Sierra Leone zou moeten zijn, althans dat het niet duidelijk is waarop deze keuze gebaseerd is. Verder voert eiser aan dat hij niet is gehoord, althans dat het niet duidelijk is of eiser een zienswijze heeft kunnen uiten ten aanzien van het besluit. Tot slot voert eiser aan dat er geen heroverweging heeft plaatsgevonden van het terugkeerbesluit waarop het aanvullend terugkeerbesluit een aanvulling is. Het onderliggende besluit is nog wel juist en actueel.
4.1.
De Afdeling [1] heeft in haar uitspraak van 2 juni 2021 [2] overwogen dat uit rechtspraak van het Hof van Justitie [3] volgt dat in een terugkeerbesluit niet alleen moet worden vermeld dat het verblijf van een vreemdeling onrechtmatig is of wordt en dat hij moet terugkeren, maar ook naar welk land de vreemdeling moet terugkeren. Ook heeft de Afdeling geoordeeld dat de rechtspraak van het Hof van Justitie niet uitsluit dat in een terugkeerbesluit meerdere landen van terugkeer worden genoemd. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [4] volgt verder dat het niet nodig is om in een aanvullend terugkeerbesluit opnieuw vast te stellen dat het verblijf van de vreemdeling onrechtmatig is en dat een terugkeerverplichting wordt opgelegd. Dat is in het oorspronkelijke terugkeerbesluit immers al gedaan. Dit laat onverlet dat het de verantwoordelijkheid van de minister is om het aanvullend terugkeerbesluit zorgvuldig voor te bereiden en dat hij daarvoor de nodige kennis moet vergaren over de relevante feiten en omstandigheden. Daarbij moet hij ook nagaan of sprake is van gewijzigde omstandigheden die maken dat niet langer kan worden uitgegaan van het eerdere besluit. Dit maakt dat de minister de vreemdeling voor het nemen van een aanvullend terugkeerbesluit in beginsel niet alleen moet horen over de voorgenomen aanwijzing van een land van terugkeer, maar ook over de vraag of er sprake is van gewijzigde omstandigheden die relevant zijn voor de (on)rechtmatigheid van het verblijf van de vreemdeling. De vreemdeling kan dan tijdens dat gehoor ook hierover zijn zienswijze naar voren brengen. Op die manier heeft de vreemdeling de mogelijkheid om alle feiten en omstandigheden aan te voeren die relevant zijn voor zijn situatie. Dit stelt de minister vervolgens in staat om bij het nemen van een aanvullend terugkeerbesluit rekening te houden met alle relevante elementen.
4.2.
De rechtbank stelt allereerst vast dat in het aanvullend terugkeerbesluit staat aangegeven dat de terugkeerinspanningen van de Nederlandse overheid zich zullen richten op het door de vreemdeling opgegeven land ten aanzien waarvan concrete aanwijzingen bestaan dat deze er mogelijk uit afkomstig is, namelijk Sierra Leone. Hiermee staat duidelijk vermeld dat Sierra Leone als land van terugkeer wordt aangewezen en dat de reden hiervoor is gelegen in het feit dat eiser Sierra Leone als land van terugkeer heeft opgegeven. De rechtbank stelt verder vast dat de minister eiser voorafgaand aan het nemen van het aanvullend terugkeerbesluit heeft gehoord, waarbij eiser in de gelegenheid is gesteld om zijn zienswijze kenbaar te maken. Daarbij heeft de minister in algemene zin aan eiser gevraagd wat hij ervan vindt dat hij moet terugkeren naar Sierra Leone. Ook is hem gevraagd of er sinds de oplegging van het terugkeerbesluit en heden omstandigheden veranderd zijn voor eiser. Ook is eiser nog eens specifiek gevraagd waarom hij niet terug wil naar Sierra Leone. De rechtbank is van oordeel dat eiser hiermee voldoende in de gelegenheid is gesteld om niet alleen kenbaar te maken wat hij vindt van de aanwijzing van Sierra Leone als extra land van terugkeer, maar ook om melding te maken van eventuele gewijzigde omstandigheden die relevant zijn voor de (on)rechtmatigheid van zijn verblijf in Nederland. De rechtbank ziet verder niet in waarom de minister een heroverweging had moeten maken van het eerste terugkeerbesluit. Gelet op het voorgaande heeft de minister het aanvullend terugkeerbesluit voldoende deugdelijk gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van
mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.Arrest FMS e.a., 14 mei 2020, ECLI:EU:C:2020:367.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 25 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3564.