In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 20 oktober 2025, gaat het om een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser stelt dat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag, ingediend op 13 januari 2024. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en vastgesteld dat de beslistermijn is verstreken. Eiser heeft de minister verzocht om binnen twee weken alsnog te beslissen, maar dit verzoek is niet ingewilligd, wat heeft geleid tot het indienen van beroep.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De minister wordt opgedragen om alsnog binnen acht weken na de uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden, vastgesteld op € 453,50.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door de overheid in asielzaken en de gevolgen van het niet naleven van wettelijke termijnen. De rechtbank verwijst naar relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht en de Vreemdelingenwet, en naar eerdere uitspraken van de Raad van State die de context van de beslistermijnen verduidelijken.