In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, gaat het om een beroep dat eiser heeft ingediend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van 12 september 2023. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld. De rechtbank constateert dat de beslistermijn voor de aanvraag is verstreken. Eiser heeft de minister verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen, maar dit is niet gebeurd, waarna eiser beroep heeft ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De minister wordt opgedragen om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag, rekening houdend met het '8+8 wekenmodel'. In dit geval, gezien de overschrijding van de bovengrens van 21 maanden, legt de rechtbank een kortere beslistermijn op van vier weken, te rekenen vanaf de bekendmaking van de uitspraak. Indien de minister niet binnen deze termijn beslist, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden, vastgesteld op € 453,50.