In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 20 oktober 2025, gaat het om een beroep dat eiseres heeft ingediend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op haar asielaanvraag van 18 april 2024. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en vastgesteld dat de beslistermijn om op de aanvraag te beslissen is verstreken. Eiseres heeft de minister na het verstrijken van de termijn verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen, maar de minister heeft hier niet op gereageerd. Hierdoor heeft eiseres beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De minister wordt opgedragen om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’. Dit houdt in dat de minister binnen zestien weken na de bekendmaking van de uitspraak een besluit moet nemen. Indien de minister deze termijn overschrijdt, legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiseres vergoeden, vastgesteld op € 453,50.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door de overheid in asielzaken en de gevolgen van het niet naleven van wettelijke termijnen. De rechtbank heeft de minister in deze zaak dus niet alleen verplicht om een besluit te nemen, maar ook financiële consequenties verbonden aan het niet tijdig handelen.