ECLI:NL:RBDHA:2025:19251

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.26342
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend op 24 februari 2023, maar de minister heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 13 maart 2025 de minister een beslistermijn van zes weken opgelegd. Aangezien de minister deze termijn niet heeft nageleefd, heeft eiser opnieuw beroep aangetekend. De rechtbank heeft het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de minister binnen zes weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen op de aanvraag. Indien de minister deze termijn overschrijdt, is hij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.26342

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.K. Bulthuis)
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In een eerdere procedure heeft deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, het beroep van eiser tegen het besluit van de minister gegrond verklaard. De minister moest binnen een termijn van zes weken alsnog een besluit nemen op de asielaanvraag.
1.1.
Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvraag van 24 februari 2023.
1.2.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
2. In de uitspraak van 13 maart 2025 heeft de rechtbank de minister een beslistermijn opgelegd van zes weken. De minister heeft niet binnen deze termijn een besluit op de aanvraag genomen.
3. Eiser heeft de minister, na het verstrijken van de termijn, gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. [2]
4. Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?
5. De minister moet alsnog een besluit nemen op de aanvraag. [3] De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft geoordeeld dat bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’. [4]
De rechtbank oordeelt dat in de gevallen waarin, zoals hier, de bovengrens van 21 maanden [5] is overschreden een kortere beslistermijn passend is. Gelet op de eerder opgelegde beslistermijn en het tijdsverloop sindsdien oordeelt de rechtbank dat de minister binnen een termijn van zes weken een besluit moet nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.
Welke dwangsom legt de rechtbank op?
6. De rechtbank legt alleen een rechterlijke dwangsom op. [6]
7. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvraag neemt, de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. [7]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en de minister zes weken de tijd krijgt om alsnog een besluit te nemen. Doet de minister dat niet, dan is hij aan eiser een dwangsom verschuldigd.
9. De minister moet de door eiser gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [8]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om binnen zes weken na de dag van het bekendmaken van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, rechter, in aanwezigheid van A.W. Landman, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder a, van de Awb.
3.Artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb.
5.Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
7.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
8.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.