In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 22 oktober 2025, gaat het om een beroep dat is ingediend door een eiser tegen de minister van Asiel en Migratie. De eiser had op 3 januari 2024 een asielaanvraag ingediend, maar de minister had niet tijdig beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is verstreken en dat de minister niet heeft gereageerd op het verzoek van de eiser om binnen twee weken alsnog te beslissen. Hierdoor is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de minister alsnog een besluit moet nemen op de aanvraag, waarbij rekening gehouden moet worden met het ‘8+8 wekenmodel’. In dit geval, waar de bovengrens van 21 maanden is overschreden, legt de rechtbank een kortere beslistermijn op van acht weken, te rekenen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak. Indien de minister niet binnen deze termijn beslist, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van de eiser vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van A.S. van der Veen, griffier, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.