ECLI:NL:RBDHA:2025:19491
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag mvv op basis van artikel 8 EVRM wegens gebrek aan hechte persoonlijke banden
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ongegrond verklaard. Eiseres, een Syrische vrouw geboren in 1952, had de aanvraag ingediend om bij haar kleinzoon in Nederland te kunnen verblijven. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag afgewezen op 21 november 2022, en deze afwijzing werd bevestigd in een besluit op bezwaar op 15 juni 2024. De rechtbank beoordeelt de beroepsgronden van eiseres, die stelt dat er wel degelijk sprake is van hechte persoonlijke banden met haar kleinkinderen en dat de minister ten onrechte geen belangenafweging heeft gemaakt.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat er geen hechte persoonlijke banden zijn tussen eiseres en haar kleinkinderen. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd dat zij deel uitmaakte van het gezin van haar kleinzoon en dat er sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De rechtbank wijst erop dat de verklaringen van de referent inconsistent zijn en dat er geen bewijs is dat eiseres financieel afhankelijk is van de ouders van de referent. De rechtbank stelt vast dat de minister alle relevante feiten en omstandigheden in de beoordeling heeft betrokken en voldoende gemotiveerd heeft dat er geen sprake is van een beschermenswaardig familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.
De uitspraak benadrukt het belang van hechte persoonlijke banden en de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden in dergelijke zaken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor eiseres geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.