ECLI:NL:RBDHA:2025:19551

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.37063 en NL25.37064
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Liberiaanse eiser met tegenstrijdige identiteitsgegevens

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 29 september 2025, met zaaknummers NL25.37063 en NL25.37064, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt de Liberiaanse nationaliteit te hebben, heeft op 16 juli 2025 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag werd op 1 augustus 2025 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet geloofwaardig werden geacht. Eiser heeft verklaard dat hij Liberia heeft verlaten vanwege een strafzaak in Ghana, maar verweerder heeft zijn verklaringen als tegenstrijdig en ongeloofwaardig beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser onvoldoende documenten heeft overgelegd om zijn identiteit te onderbouwen en dat hij geen inspanningen heeft verricht om vervangende documenten te verkrijgen. De rechtbank oordeelt dat verweerder Liberia en Ghana als landen van terugkeer heeft mogen opnemen in het terugkeerbesluit, ook al zijn de identiteit en nationaliteit van eiser niet vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, waarbij eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.37063 (beroep) en NL25.37064 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[naam 1] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. A.W. IJland),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. Ch.R. Vink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter zijn verzoek om een voorlopige voorziening.
1.1.
Eiser heeft op 16 juli 2025 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het besluit van 1 augustus 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond [1] . Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 23 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
Het asielrelaas
2. Eiser stelt dat hij [naam 1] heet, dat hij de Liberiaanse nationaliteit heeft en is geboren op [geboortedatum 1] 1964. Hij heeft – kort samengevat – het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiser heeft Liberia verlaten nadat er munitie is aangetroffen in een vrachtwagen waarmee hij spullen vervoerde van Liberia naar Ghana, het land waar hij een onderneming had. Als gevolg hiervan heeft eiser vastgezeten in Ghana. Eiser heeft recent van een vriend vernomen dat hij vanwege zijn strafzaak bij terugkeer door de Ghanese politie vermoord zal worden. Hiervoor vreest eiser dan ook als hij terug moet keren.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bestaat volgens verweerder uit de volgende asielmotieven:
identiteit, nationaliteit en herkomst; en
de problemen met de Ghanese autoriteiten.
3.1.
Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig. Eiser heeft onvoldoende documenten overgelegd en hij heeft daar geen goede verklaring voor. [2] Ook vormen eisers verklaringen volgens verweerder geen samenhangend en aannemelijk geheel. [3] Daarnaast heeft eiser zijn asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk ingediend en hij heeft daar geen goede verklaring voor. [4] Verweerder vindt dat eiser mede op basis van bovenstaande niet in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd. [5] Omdat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig zijn bevonden, heeft verweerder eisers gestelde problemen met de Ghanese autoriteiten niet op geloofwaardigheid getoetst. [6] Daarbij komt dat eiser stelt te vrezen voor een slechte behandeling in Ghana, terwijl hij zegt dat hij de Liberiaanse nationaliteit heeft. Gelet op het voorgaande kan niet worden beoordeeld of eiser vrees heeft voor vluchtelingrechtelijke vervolging [7] en of hij reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM [8] . Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat hij verweerder heeft misleid over zijn identiteit en nationaliteit [9] , hij een identiteits- of reisdocument heeft vernietigd of weggemaakt [10] , hij verklaringen heeft afgelegd die kennelijk inconsequent en tegenstrijdig zijn [11] , en hij niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd toen dat mogelijk was [12] .
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser vindt het bestreden besluit gebrekkig, onvoldoende zorgvuldig gemotiveerd en in strijd met het Unierecht en artikel 3 van het EVRM. Ook het onderzoek is onvolledig en onvoldoende zorgvuldig geweest. Verweerder heeft ten onrechte overwogen dat niet valt in te zien dat eisers gegevens verkeerd zijn geregistreerd door de politie nu hij daar een plausibele verklaring voor heeft gegeven. Verder is het terugkeerbesluit onzorgvuldig omdat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom Liberia en Ghana geldige landen van terugkeer zijn nu de identiteit en nationaliteit volgens verweerder onvoldoende vast zijn komen te staan.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiser kon afwijzen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. Hieronder legt de rechtbank dat uit.
Mocht verweerder eisers identiteit, nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig vinden?
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig heeft mogen vinden. Zo mocht verweerder aan eiser tegenwerpen dat hij geen documenten heeft overgelegd waaruit zijn identiteit of nationaliteit blijkt. Eiser heeft verklaard een nationaal paspoort en identiteitskaart van Liberia te hebben gehad, maar deze na aankomst in Nederland in 2018 te hebben verloren. [13] Verweerder heeft in dat kader mogen betrekken dat eiser geen inspanning heeft verricht om aan vervangende documenten te komen [14] , terwijl hij daar genoeg tijd voor heeft gehad. Ook heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eisers verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eisers verklaringen over zijn gestelde identiteitsgegevens kennelijk tegenstrijdig zijn met eerdere gegevens. In deze procedure heeft eiser verklaard [naam 1] te zijn, geboren op [geboortedatum 1] 1964 in Liberia, en de Liberiaanse nationaliteit te hebben, terwijl uit onder andere politiesystemen blijkt dat hij ook onder de naam [naam 2] , geboren op [geboortedatum 2] 1967 in Ghana, met de Ghanese nationaliteit [15] , geregistreerd staat. De verklaring die eiser daarvoor geeft, namelijk dat zijn gegevens verkeerd zijn geregistreerd door de politie, hoefde het oordeel van verweerder niet anders te maken. In het voornemen en bestreden besluit heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom eisers verklaring niet aannemelijk wordt gevonden. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Had verweerder eisers gestelde problemen met de Ghanese autoriteiten op geloofwaardigheid moeten toetsen?
7. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder eisers gestelde problemen met de Ghanese autoriteiten niet op geloofwaardigheid heeft hoeven toetsen nu verweerder zijn gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig heeft mogen vinden en eiser bovendien stelt dat hij de Liberiaanse nationaliteit heeft. Eiser heeft hiertegen geen beroepsgronden aangevoerd.
Mocht verweerder eisers aanvraag afwijzen als kennelijk ongegrond?
8. De rechtbank stelt vast dat verweerder de asielaanvraag heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. [16] Eiser heeft hiertegen geen beroepsgronden aangevoerd.
Mocht verweerder Liberia en Ghana als landen van terugkeer opnemen in het terugkeerbesluit?
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder Liberia en Ghana als landen van terugkeer heeft mogen opnemen in het terugkeerbesluit. Uit jurisprudentie van de Afdeling volgt dat niet is vereist dat de herkomst en nationaliteit van de vreemdeling zijn vastgesteld voordat een land in een terugkeerbesluit kan worden opgenomen. [17] Wanneer een vreemdeling met verschillende derde landen banden heeft of aliassen heeft gebruikt, dan kan verweerder in het terugkeerbesluit meer landen van terugkeer opnemen. [18] In deze zaak heeft eiser zelf verklaard in Liberia te zijn geboren [19] , de Liberiaanse nationaliteit te hebben, [20] en dat hij in het kader van zijn werk vaak van Ghana naar Liberia reed om goederen te vervoeren [21] . Daarnaast heeft eiser (mogelijk) banden met Ghana omdat hij stelt dat hij daar heeft gewoond [22] en zijn familie daar ook verblijft [23] . Ook blijkt uit de politiesystemen dat eiser tevens bekend is onder de naam [naam 2] , afkomstig uit Ghana. De beroepsgrond dat verweerder Liberia en Ghana niet had mogen opnemen zonder vaststelling van eisers identiteit, nationaliteit en herkomst, slaagt dan ook niet.

Conclusie en gevolgen

10. Gelet op het voorgaande, komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiser in stand blijft.
11. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
12. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B van Dokkum, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L.C.C. Bakx, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31 eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, d, e, en h, van de Vw.
2.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b van de Vw.
3.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c van de Vw.
4.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d van de Vw.
5.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder e van de Vw.
6.Ter onderbouwing verwijst verweerder naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 24 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:4061, en van 6 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:292.
7.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
8.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).
9.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c van de Vw.
10.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d van de Vw.
11.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e van de Vw.
12.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h van de Vw.
13.Verslag van het aanmeldgehoor van 24 juli 2025, p. 5-6.
14.Idem, p. 5.
15.Idem, p. 16.
16.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, d, e, en h, van de Vw.
17.Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 29 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2506, r.o. 2.1.
18.Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 8 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1970, r.o. 5.1.4.
19.Verslag van het nader gehoor van 26 juli 2025, p. 4.
20.Idem, p. 4.
21.Idem, p. 7.
22.Idem, p. 7.
23.Idem, p. 13.