In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 oktober 2025 uitspraak gedaan in een beroep ingesteld door de staatssecretaris van Defensie tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het beroep was ingesteld wegens het uitblijven van een beslissing op een herbeoordelingsverzoek van een (ex-)werknemer die sinds 8 april 2022 een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De staatssecretaris had op 22 januari 2024 om een herbeoordeling verzocht, maar het Uwv had hierop niet tijdig beslist. De rechtbank oordeelde dat de termijn om te beslissen was overschreden en dat het Uwv binnen negen weken na de uitspraak een besluit moest nemen. Tevens werd bepaald dat het Uwv een dwangsom van € 100,- per dag moest betalen voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het Uwv opgedragen het betaalde griffierecht van € 385,- aan de eiser te vergoeden. De uitspraak is gedaan zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond was. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de structurele tekorten aan verzekeringsartsen bij het Uwv, wat heeft geleid tot het niet tijdig nemen van beslissingen.