ECLI:NL:RBDHA:2025:20205

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.7659
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiseres uit Iran en de vergewisplicht van de minister

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 31 oktober 2025, wordt de asielaanvraag van eiseres uit Iran behandeld. Eiseres heeft op 20 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister op 22 januari 2025 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres geen reëel risico op vervolging of ernstige schade loopt bij terugkeer naar Iran, waar zij als agnost wordt gezien. De rechtbank stelt dat de minister in het kader van zijn vergewisplicht navraag had moeten doen bij Bureau Documenten over de authenticiteit van een dagvaarding die eiseres heeft overgelegd. De rechtbank oordeelt dat de minister niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht en dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven. De rechtbank vernietigt het besluit van de minister en draagt hem op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiseres heeft recht op proceskostenvergoeding van €1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.7659

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], V-nummer: [v-nummer], eiseres,

(gemachtigde: mr. B.W.M. Toemen),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. A.E. Geçer).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] . Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven. Het beroep is gegrond. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 20 maart 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 22 januari 2025 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
2.1.
Op 21 mei 2025 heeft de minister de rechtbank verzocht om de behandeling aan te houden. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 30 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, een tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiseres legt aan haar asielaanvraag ten grondslag dat haar man op de hoogte is geraakt van haar buitenechtelijke relatie en dat hij haar daarvoor heeft gedagvaard. Op dat moment was eiseres op vakantie in Parijs. Ook is eiseres betrokken bij een groep voor de monarchie in Iran. In de dagvaarding staat dat eiseres wordt verdacht van lidmaatschap van een onwettelijke politieke groepering, een buitenechtelijke relatie en het vluchten uit huis en woonplaats. Eiseres kan daarom niet terug naar Iran. Eiseres stelt daarnaast dat zij agnost is en dat zij daardoor als afvallig zal worden gezien. Verder heeft eiseres in Nederland deelgenomen aan demonstraties ter herdenking aan het overlijden van Mahsa Amini en eiseres heeft een social media account aangemaakt waarop zij haar politieke mening deelt. Eiseres vreest ook daarom voor de autoriteiten in Iran.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Agnosticisme;
Problemen vanwege buitenechtelijke relatie;
Problemen vanwege politieke activiteiten.
De minister heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst en het agnosticisme van eiseres geloofwaardig geacht. De problemen vanwege de buitenechtelijke relatie en de problemen vanwege de politieke activiteiten zijn volgens de minister niet geloofwaardig. Volgens de minister voldoet eiseres niet aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, onder b, c, e, van de Vw. Dat eiseres agnost is en als afvallig wordt gezien, leidt volgens de minister niet tot de conclusie dat eiseres gegronde vrees heeft voor vervolging. Eiseres heeft namelijk verklaard dat zij zich op dezelfde manier als eerder zou uiten en volgens de minister blijkt niet dat eiseres daarbij ernstige problemen heeft ondervonden. Het hebben van een politieke mening is ten slotte volgens de minister ook niet voldoende om in aanmerking te komen voor een asielvergunning. De minister heeft de asielaanvraag daarom afgewezen als ongegrond.
Herhaling zienswijze
5. De rechtbank overweegt allereerst dat de stelling van eiseres in beroep dat de zienswijze als herhaald en ingelast moet worden beschouwd, onvoldoende is om te kunnen worden aangemerkt als een beroepsgrond waarop de rechtbank moet ingaan. De minister is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op de zienswijze. Het is aan eiseres om in beroep concreet aan te geven waarom de reactie van de minister op de zienswijze volgens haar niet juist of toereikend is. De rechtbank zal zich dan ook richten op wat eiseres in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank verwijst hierbij naar vaste rechtspraak. [2]
Het onderzoek naar de dagvaarding
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres ter onderbouwing van het derde en vierde asielmotief een dagvaarding heeft overgelegd. Eerst alleen een kopie en later - na het nemen van het bestreden besluit - is het origineel overgelegd. De minister heeft ter zitting verklaard dat eiseres voor wat betreft het derde asielmotief, over de buitenechtelijke relatie, niet langer wordt tegengeworpen dat zij onvoldoende documenten heeft overgelegd en daarvoor geen goede verklaring heeft kunnen geven. [3]
6.1.
De minister heeft de originele dagvaarding door Bureau Documenten laten onderzoeken. Uit de verklaring van onderzoek die kort voor de zitting is overgelegd, blijkt dat Bureau Documenten geen onregelmatigheden heeft aangetroffen. Bureau Documenten kan geen uitspraak doen over de echtheid omdat er onvoldoende betrouwbaar vergelijkingsmateriaal is. Ook kan geen uitspraak worden gedaan over de opmaak en afgifte en de inhoud van het document. De minister stelt zich op het standpunt dat dit neutrale advies van Bureau Documenten niets verandert aan de conclusie dat dat eiseres de gestelde problemen vanwege de buitenechtelijke relatie niet aannemelijk heeft gemaakt. Volgens de minister vormen haar verklaringen over dit asielmotief namelijk geen samenhangend en aannemelijk geheel. Het onderzoek van Bureau Documenten wijzigt het standpunt van de minister over het vierde asielmotief evenmin, omdat eiseres niet gedetailleerd kan verklaren over de groep voor de monarchie. De minister stelt dat hij voldaan heeft aan de vergewisplicht, nu er geen contra-expertise is ingebracht.
6.2.
Eiseres heeft ter zitting gesteld het vreemd te vinden dat Bureau Documenten geen uitspraak kan doen over de echtheid van het document en slechts een neutraal advies afgeeft omdat voldoende en betrouwbaar vergelijkingsmateriaal ontbreekt. Iran is immers een veelvoorkomend land van herkomst onder asielzoekers in Nederland en de gemachtigde van eiseres stelt vaak documenten als de in deze zaak overgelegde dagvaarding voorbij te hebben zien komen. Dat wekt de verwachting dat er voldoende vergelijkingsmateriaal is en volgens eiseres had daarom, in het kader van de vergewisplicht, navraag gedaan moeten worden bij Bureau Documenten over de totstandkoming van het advies.
6.3.
Bovendien is eiseres van mening dat de minister in het neutrale advies aanknopingspunten had moeten zien om nader onderzoek te doen. Eiseres verwijst daarbij naar een uitspraak van de Afdeling van 5 april 2023. [4] In die uitspraak is geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat Bureau Documenten de authenticiteit van een document niet kan vaststellen wegens het ontbreken van referentiemateriaal, niet zonder meer voldoende onderbouwing is voor de conclusie dat dit stuk niet relevant kan zijn voor de beoordeling van de asielaanvraag. In die zaak betrof het een document waarin onder meer een met naam genoemde rechter van een met naam genoemde rechtbank in de stad Baku naar voren kwam. Dit is een officiële overheidsinstantie en volgens de Afdeling is die in beginsel bereikbaar voor het doen van navraag of verificatie. Dit maakt dat niet op voorhand al kan worden aangenomen dat het redelijkerwijs onmogelijk, onevenredig bezwarend of onuitvoerbaar is dat de minister de authenticiteit van dat document ook op andere manieren kan verifiëren dan door voorlegging aan Bureau Documenten. Omdat er in de zaak van eiseres ook een document van een officiële instantie ligt, de minister gelooft dat eiseres een buitenechtelijke relatie had en omdat verondersteld mag worden dat de minister bekend is met de consequenties die dit voor eiseres kan hebben, heeft de minister niet kunnen volstaan met een verwijzing naar zijn overwegingen zoals die waren toen er alleen nog een kopie van de dagvaarding was overgelegd.
6.4.
De rechtbank deelt het standpunt van eiseres dat de minister in het kader van zijn vergewisplicht navraag had moeten doen bij Bureau Documenten. De aangifte is van groot belang voor de onderbouwing van het asielrelaas van eiseres. De dagvaarding is afkomstig uit Iran, een land waar veel meer asielzoekers vandaan komen, [5] en de gemachtigde van eiseres heeft bovendien onbetwist gesteld vaker vergelijkbare documenten uit Iran te hebben gezien.
6.5.
De rechtbank overweegt dat aan de overgelegde dagvaarding waarvan de authenticiteit niet kan worden vastgesteld niet zonder meer geen waarde mag worden toegekend. De rechtbank overweegt verder dat op voorhand niet valt uit te sluiten dat het in dit geval redelijkerwijs onmogelijk, onevenredig bezwarend of onuitvoerbaar is dat de minister de authenticiteit van de aangifte ook op andere manieren kan verifiëren dan door voorlegging aan Bureau Documenten. Het zou immers gaan om een aangifte van een officiële overheidsinstantie die in beginsel voor het doen van navraag of verificatie redelijkerwijze te bereiken is. In dit verband wijst de rechtbank op de door eiseres aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 5 april 2023. [6] De minister had op basis van de samenwerkingsverplichting de overgelegde dagvaarding niet zonder meer buiten beschouwing kunnen laten en had moeten onderzoeken of hij alsnog de authenticiteit zou kunnen vaststellen en, als dat niet mogelijk is, dat moeten motiveren. Dat Bureau Documenten door het ontbreken van vergelijkingsmateriaal de authenticiteit van de dagvaarding niet kan vaststellen, betekent niet dat het document niet authentiek kan zijn. Gelet op het voorgaande kan het niet voor risico van eiseres worden gebracht dat de authenticiteit van de dagvaarding niet kan worden vastgesteld wegens het ontbreken van referentiemateriaal.
6.6.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat, ook als de authenticiteit van de dagvaarding niet kan worden gesteld, het niet zo is dat aan dit document zonder meer geen waarde mag worden toegekend. Een en ander moet worden bezien in het licht van de door eiseres afgelegde verklaringen en tegen de achtergrond van dat wat algemeen bekend is over de situatie in het land van herkomst. [7]
Heeft de minister kunnen tegenwerpen dat de verklaringen van eiseres over de problemen vanwege de buitenechtelijke relatie geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen in de zin van artikel 31, zesde lid, onder c, Vw?
7. De minister stelt zich op het standpunt dat eiseres haar verklaringen over de problemen vanwege de buitenechtelijke relatie geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. [8] De minister werpt daarbij aan eiseres tegen dat eiseres niets meer van haar echtgenoot heeft vernomen, dat eiseres niet concreet kan maken hoe haar echtgenoot op de hoogte is geraakt van haar buitenechtelijke relatie en dat zij niet weet wat de huidige stand van zaken is van haar rechterlijke procedure.
Contact met echtgenoot
8. Eiseres voert aan dat onduidelijk is waarom het niet samenhangend of niet aannemelijk zou zijn dat eiseres niets meer van haar echtgenoot heeft vernomen. Eiseres heeft zoals gezegd haar telefoonnummer veranderd en bovendien wil eiseres niet in contact komen met haar echtgenoot. Haar echtgenoot probeert eiseres misschien wel te bereiken, maar die mogelijkheden zijn door het veranderen van haar nummer ingeperkt. Eiseres weet wel dat haar echtgenoot contact heeft met haar familie, want hij bedreigt ze regelmatig.
8.1.
De minister overweegt dat de problemen met [naam 2] en de autoriteiten voor eiseres de reden zijn geweest om Iran te verlaten. In dat verband is het bevreemdend dat er geen enkel contact meer is geweest sinds het laatste contact in Parijs. Eiseres stelt dat er niet zonder meer kan worden gesteld dat [naam 2] geen contact heeft proberen te zoeken. Dit kan zo zijn, maar doet niet af aan de feitelijke constatering dat er kennelijk geen contact is geweest. Gezien de gestelde ernst van eiseres haar problematiek is het bevreemdend dat er geen enkel ‘teken van leven’ (direct of indirect) is geweest na een huwelijk van twaalf jaar, terwijl haar familie haar wel kan bereiken. Niet valt in te zien dat [naam 2] niet alsnog persoonlijk met eiseres of haar familie contact heeft geprobeerd op te nemen.
8.2.
De rechtbank is met eiseres van mening dat onduidelijk is waarom het niet samenhangend of niet aannemelijk zou zijn dat eiseres niets meer van haar echtgenoot heeft vernomen. Eiseres heeft tijdens het nader gehoor [9] en later ook in de zienswijze aangegeven dat zij haar telefoonnummer heeft gewijzigd en daarmee heeft getracht alle contact met haar echtgenoot te verbreken. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dusdanig bang te zijn voor haar echtgenoot dat zij ook geen contact meer met hem wil leggen, ook al mocht zij daar de technische middelen wel voor hebben. Ook heeft eiseres toegelicht dat [naam 2] haar via haar moeder heeft bedreigd. [10] In beroep heeft eiseres gesteld dat hij haar familie regelmatig bedreigt. Dat eiseres geen objectieve bronnen heeft om deze bedreigingen te onderbouwen is feitelijk juist, echter gaat het hier om een eer gerelateerde familiekwestie waaraan het inherent is dat objectieve bronnen schaars zijn. Bezien in het licht van het relaas van eiseres en juist omdat eiseres stelt te zijn gevlucht voor de problemen als gevolg van een buitenechtelijke relatie, is de rechtbank, anders dan de minister, van oordeel dat de minister ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom het niet aannemelijk is dat eiseres alle contact met haar echtgenoot heeft verbroken en dus niets meer van hem heeft vernomen.
Niet concreet hoe echtgenoot op de hoogte is geraakt
9. In het verlengde daarvan is de rechtbank van oordeel dat de minister eiseres ten onrechte tegenwerpt niet concreet te hebben gemaakt hoe haar echtgenoot achter de buitenechtelijke relatie is gekomen. Eiseres heeft uitgelegd [11] dat [naam 3], de vriendin van de man met wie eiseres een buitenechtelijke relatie had, foto’s en screenshots had en dat die vriendin die aan haar echtgenoot heeft laten zien. Niet valt in te zien waarom dit niet concreet zou zijn. De minister heeft dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd. Daarbij overweegt de rechtbank hier dat de omstandigheid dat eiseres niet uit eerste hand van haar echtgenoot heeft vernomen dat hij op de hoogte is van de buitenechtelijke relatie niet zonder meer maakt dat het door eiseres gestelde niet aannemelijk is. Niet alleen kan in het specifieke geval van eiseres niet van haar verwacht worden dat zij contact opneemt met haar echtgenoot, ook zitten er geen tegenstrijdigheden in het relaas van eiseres en heeft zij consistent verklaard.
Beoordeling in samenhang
10. De minister heeft ter zitting benadrukt dat het de combinatie van tegenwerpingen, zoals hierboven genoemd, is die maakt dat eiseres wordt tegengeworpen niet te voldoen aan artikel 31, zesde lid, onder c, Vw. Gelet op hetgeen hierboven overwogen, oordeelt de rechtbank dat de minister dit standpunt onvoldoende heeft gemotiveerd.
Gegronde vrees voor vervolging
11. Eiseres heeft ter zitting gesteld dat de minister in zijn besluitvorming onvoldoende heeft meegewogen welk risico eiseres loopt bij terugkeer vanwege haar afvalligheid. Eiseres is daarbij van mening dat de minister met het Informatiebericht (IB) 2023/35 [12] onvoldoende is ingegaan op de vragen die de Afdeling heeft gesteld in 2022. [13] Ook wijst eiseres erop dat op 4 november 2025 een zitting gepland staat bij de Afdeling, waarbij de Afdeling meerdere vragen over dit onderwerp aan de minister heeft gesteld. Eiseres benadrukt bovendien dat de Afdeling nog altijd van oordeel is dat in het geval de afvalligheid van een vreemdeling geloofwaardig is geacht, geen terughoudendheid in de uiting daarvan bij terugkeer van de vreemdeling mag worden verwacht. [14]
11.1.
De minister is van mening dat rekening is gehouden met het ambtsbericht. In het voornemen is hierop ingegaan. Dat eiseres agnost is wordt door de minister gevolgd, echter heeft eiseres verklaard zich bij terugkeer op eenzelfde manier te uiten als voor haar vertrek. Eiseres heeft al 14 jaar in Iran verbleven als agnost en daar geen problemen ondervonden. Daarom is de minister van mening dat dit bij terugkeer ook niet het geval zal zijn. Voor zover de gronden van eiseres zien op problemen op het vliegveld bij terugkeer overweegt de minister dat de Afdeling heeft geoordeeld dat hoewel niet kan worden uitgesloten dat eiseres ondervraagd zal worden op het vliegveld, dit niet gelijk staat aan zwaarwegende problemen die vervolging met zich mee brengen. [15] De minister heeft daar ook het Ambtsbericht 2023 bij betrokken.
11.2.
De rechtbank overweegt dat de Afdeling op 19 januari 2022 [16] heeft geoordeeld dat de minister – als in een land van herkomst van een vreemdeling regelgeving bestaat op grond waarvan afvalligheid strafbaar is – moet onderzoeken hoe deze regelgeving in de praktijk wordt toegepast of uitwerkt. De vreemdeling klaagt in die zaak terecht dat ondeugdelijk gemotiveerd is waarom het ongeloofwaardig is dat hij bij terugkeer in Iran problemen zal ondervinden, terwijl zijn afvalligheid geloofwaardig is geacht en hij heeft verklaard dat hij niet meer wil doen alsof hij moslim is. Uit die uitspraak blijkt ook dat de minister op de zitting heeft erkend dat het aannemelijk is dat vreemdelingen die een lange tijd in het buitenland hebben verbleven of die moeten terugreizen op een laissez-passer omdat hun paspoort is verlopen, bij terugkeer door de Iraanse autoriteiten zullen worden ondervraagd over hun verblijf in het buitenland. [17]
11.3.
De rechtbank overweegt dat eiseres – zoals valt op te maken uit de overwegingen van de minister – valt onder de tweede groep zoals weergegeven in het IB. [18] Dat zijn
‘vreemdelingen van wie geloofwaardig wordt geacht dat zij afvallig zijn, maar die hun afvalligheid niet actief uiten/uitdragen en aan wie afvalligheid niet wordt toegedicht of bij wie bepaalde uitingen van de afvalligheid niet van belang zijn voor het behoud van hun religieuze identiteit’. In het IB staat dat de minister dan beoordeelt of de uitingen van de afvalligheid die ervoor zouden zorgen dat zij in de negatieve aandacht zouden komen te staan van belang zijn voor het behoud van de religieuze identiteit, hoe en waarom de vreemdeling in het land van herkomst uiting gaf aan de overtuiging en hoe dit in Nederland is gedaan en of en waarom dit bij terugkeer anders zou worden ingevuld en of dat geloofwaardig is. [19]
11.4.
Anders dan de minister is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet ondubbelzinnig heeft verklaard dat zij zich op dezelfde manier als eerder zou uiten bij terugkeer naar Iran. Eiseres weliswaar gezegd dat zij zich niet heel anders zal gedragen, maar heeft daarbij aangegeven dat dat komt door de consequenties die anders zullen volgen. [20] Ook heeft zij verklaard dat zij op haar werk in Iran wel regelmatig uiting heeft (proberen) te geven aan haar geloof/afvalligheid en dat zij daardoor ook problemen heeft ervaren. [21] De minister heeft in die context niet kunnen volstaan met de overweging dat eiseres eerder geen problemen heeft ondervonden vanwege haar agnosticisme en dat dat daarom bij terugkeer ook niet zo zal zijn. De rechtbank oordeelt daarom dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiseres bij terugkeer naar Iran geen reëel risico op vervolging of ernstige schade loopt. Ook hierom is het beroep gegrond.
12. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, hoeven de andere beroepsgronden van eiseres niet meer besproken te worden.

Conclusie en gevolgen

13. De minister heeft voor wat betreft de verklaring van Bureau Documenten niet aan haar vergewisplicht en samenwerkingsverplichting voldaan. De minister heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de problemen door de buitenechtelijke relatie en de politieke activiteiten van eiseres niet worden geloofd. Ook heeft de minister onvoldoende gemotiveerd waarom eiseres geen reëel risico op vervolging of ernstige schade loopt bij terugkeer naar Iran nu zij agnost is. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank vernietigt het besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De minister moet een nieuw besluit nemen. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten en ziet ook geen mogelijkheid om zelf een beslissing te nemen.
13.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:71, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de minister een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft de minister hiervoor vier weken.
13.2.
De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank vast op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht op €1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van €907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 22 januari 2025;
  • draagt de minister op om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 4 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2169) en 7 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1028).
3.Artikel 31, zesde lid, onder b, van de Vw.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1316.
5.IND Asylum Trend August 2025 appendix, aantal eerste asielaanvragen met land van herkomst Iran: 2022: 702, 2023: 1.122,2024: 703, 2025 (t/m augustus): 279.
6.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1316.
8.Artikel 31, zesde lid en onder c, van de Vw.
9.Nader gehoor, pagina 20.
10.Nader gehoor, pagina 13.
11.Nader gehoor, pagina 18.
12.IB 2023/35 Risico bij terugkeer naar Iran voor (toegedicht) afvalligen.
17.Algemeen Ambtsbericht Iran, 2023, p. 114 e.v.
18.Informatiebericht 2023/35, pagina 2 en zie ook WI 2022/3 Bekeerlingen en afvalligen.
19.Informatiebericht 2023/35, pagina 5.
20.Nader gehoor, pagina 32.
21.Nader gehoor, pagina 9 en 32.