In deze zaak heeft de staatssecretaris van Defensie beroep ingesteld tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) wegens het niet tijdig beslissen op een herbeoordelingsverzoek van een (ex-)werknemer die een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het Uwv om te beslissen op het herbeoordelingsverzoek is overschreden. Eiser heeft het Uwv op 30 september 2024 in gebreke gesteld, maar het Uwv heeft sindsdien geen beslissing genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat het Uwv binnen negen weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat het Uwv de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat het Uwv het door eiser betaalde griffierecht van € 385,- moet vergoeden. De uitspraak is gedaan zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond was. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de structurele tekorten aan verzekeringsartsen bij het Uwv, wat heeft geleid tot het uitblijven van beslissingen in soortgelijke zaken.