ECLI:NL:RBDHA:2025:20341

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
25.36542
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 5 augustus 2025 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft.

De rechtbank overweegt dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. De minister mag een asielaanvraag niet in behandeling nemen als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland op 19 juni 2025 een verzoek om terugname aan Spanje gedaan, dat op 17 juli 2025 is aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat de minister een standaardvoornemen heeft uitgebracht dat niet zorgvuldig tot stand is gekomen en niet deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank oordeelt echter dat de minister voldoende gemotiveerd heeft dat hij geen reden ziet om de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen.

Eiser heeft ook betoogd dat er in Spanje sprake is van ernstige tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen, en dat dit een risico met zich meebrengt voor zijn situatie. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft aangetoond dat er structurele tekortkomingen zijn die de hoge drempel van zwaarwegendheid van artikel 3 van het EVRM bereiken. De rechtbank concludeert dat de minister geen aanleiding heeft hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening, en dat de minister voldoende gemotiveerd heeft ingegaan op de persoonlijke omstandigheden van eiser. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser kan worden overgedragen aan Spanje en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.36542

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. M. Pater),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 5 augustus 2025 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Spanje op 19 juni 2025 een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek op 17 juli 2025 aanvaard.

Zienswijze

5. Eiser voert allereerst aan dat de inhoud van zijn zienswijze als herhaald en ingelast moet worden beschouwd. De rechtbank overweegt dat de minister in het voornemen en het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan is op hetgeen reeds door of namens eiser is vermeld en gesteld in de voorfase. Voor zover eiser in beroep niet heeft geconcretiseerd op welke punten deze motivering ontoereikend is, kan de enkele herhaling van hetgeen hij hiervoor heeft aangevoerd, in beroep niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank zal zich dan ook beperken tot de bespreking van de gronden die in beroep zijn aangevoerd.
Standaardvoornemen
6. Eiser stelt dat de minister een standaardvoornemen heeft uitgebracht dat niet zorgvuldig tot stand is gekomen en niet deugdelijk is gemotiveerd. Zo is ten onrechte niet of niet voldoende kenbaar meegewogen wat eiser in het Dublingehoor naar voren heeft gebracht met betrekking tot zijn bezwaren tegen overdracht aan Spanje. Hierbij verwijst eiser naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 3 juni 2024. [2]
6.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt dat de totstandkoming van het besluit in onderhavige procedure niet onzorgvuldig is. [3] De rechtbank stelt daarbij vast dat de minister in het voornemen voldoende duidelijk heeft uiteengezet op grond waarvan Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De minister heeft ook voldoende gemotiveerd dat hij geen reden ziet om de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen. De door eiser aangedragen bezwaren in de zienswijze tegen de overdracht zijn kenbaar meegenomen in de motivering van het bestreden besluit.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
7. Eiser is van mening dat er ten aanzien van Spanje ten onrechte wordt uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Volgens eiser is er in Spanje sprake van ernstige, aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen. Hierbij verwijst eiser naar het International Report 2022/2023 van Amnesty International, de AIDA-rapporten van 2021, 2022 en 2023, de inbreukprocedure van de Europese Commissie tegen Spanje, het rapport van Human Rights Watch van 2024 en artikelen van Vluchtelingenwerk, RTL-nieuws en de Wiardi Beckman Stichting. Dit brengt volgens eiser het risico met zich dat hij terechtkomt in een situatie van materiele deprivatie.
7.1.
In Dublinzaken geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat de minister er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken als eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [4] of artikel 4 van het Handvest [5] .
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hier niet in geslaagd. De rechtbank verwijst daartoe naar de uitspraak van de Afdeling [6] van 24 juni 2024 [7] , die recentelijk is bevestigd door de Afdelingsuitspraak van 6 mei 2025 [8] . Uit de door eiser aangehaalde informatie kan niet worden afgeleid dat er zodanige problemen zijn met de toegang tot de asielprocedure dat er sprake is van structurele tekortkomingen, die de hoge drempel van zwaarwegendheid van artikel 3 van het EVRM bereiken. De Spaanse autoriteiten hebben met het claimakkoord gegarandeerd het asielverzoek van eiser in behandeling te nemen. [9] Als eiser toch problemen ondervindt, ligt het op zijn weg om daarover de Spaanse autoriteiten te benaderen. Eiser heeft zijn stellingen dat klagen niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is niet nader onderbouwd.
7.3.
De Afdeling is in de uitspraak van 24 juni 2024 ingegaan op de opvangomstandigheden in Spanje en heeft onder andere geoordeeld dat het AIDA-rapport geen wezenlijk ander beeld schetst van de situatie in Spanje voor Dublinclaimanten dan de informatie waar de Afdeling eerder al over heeft geoordeeld. Gelet op het betoog van eiser is er geen aanleiding voor een ander oordeel. Dat eiser terecht zal komen in een situatie van materiële deprivatie heeft hij met zijn in beroep gevoerde betoog niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank ziet in het in beroep gevoerde betoog evenmin grond voor het oordeel dat de minister nader onderzoek moet verrichten.
Artikel 17 Dublinverordening
8. Eiser stelt tot slot dat de minister ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Overdracht aan Spanje is wegens humanitaire redenen niet wenselijk en bovendien ontbreekt voor eiser een daadwerkelijke mogelijkheid om hierover een klacht in te dienen bij de Spaanse autoriteiten. Verweerder heeft de persoonlijke omstandigheden van eiser, zoals het uitblijven van een aangifte en het gebrek aan rechtsbijstand in Spanje onvoldoende onderzocht. Samen met de structurele problemen levert dit een individueel risico op. Door deze combinatie van factoren niet deugdelijk te onderzoeken is onder meer sprake van een onjuiste toepassing van artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister geen aanleiding heeft hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Uit hetgeen eiser heeft aangevoerd is niet gebleken van zodanige bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat overdracht aan Frankrijk van onevenredige hardheid getuigt. De minister is in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd ingegaan op wat eiser heeft verklaard over zijn persoonlijke situatie. Hierbij heeft de minister terecht overwogen dat eiser zijn stellingen dat hij geen recht heeft op rechtsbijstand niet nader heeft onderbouwd. Dat eiser de taal niet spreekt maakt het niet anders, nu eiser gebruik zou kunnen maken van een tolk. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat het de minister vrij staat om voor de motivering dat geen sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat de overdracht van onevenredige hardheid getuigt, mede te verwijzen naar het standpunt over het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [10] Gelet op de discretionaire bevoegdheid bij de toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening staat het de minister vrij om zijn besluiten op dit punt mede op deze manier te motiveren.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser kan worden overgedragen aan Spanje. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Postma, griffier.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Vgl. de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4348.
4.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
5.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
6.Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State.
9.Afdelingsuitspraak van 19 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1563.
10.Zie de uitspraak van 25 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:717, onder meer herhaald in de uitspraak van 9 oktober 2025, ECLI:NL:RVS:2025:4774.