Op 3 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen eiseres en de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel 'familie en gezin'. De rechtbank oordeelde dat de minister in gebreke was gebleven, aangezien de termijn voor het nemen van een besluit was verstreken zonder dat er een besluit was genomen. Eiseres had haar aanvraag op 29 oktober 2024 ingediend, en de minister had uiterlijk op 27 januari 2025 moeten beslissen. Eiseres had de minister op 30 mei 2025 rechtsgeldig in gebreke gesteld en het beroep was op 17 juni 2025 ingesteld, wat tijdig was.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank droeg de minister op om binnen acht weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien de minister binnen die termijn besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens werd een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank veroordeelde de minister ook in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50 en bepaalde dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 194 vergoed moest worden.
De rechtbank overwoog dat het 'first-in first-out' (fifo)-principe dat de minister hanteert, geen aanleiding gaf om af te wijken van de gebruikelijke beslistermijnen. De rechtbank concludeerde dat in dit geval de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt en dat er geen reden is om in reguliere mvv-aanvragen anders te oordelen. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden ingezien via de website van de Rechtspraak.