In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 november 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Turkse vrouw, haar asielaanvraag in Nederland had ingediend. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Kroatië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, die eerder was afgewezen. Tijdens de zitting op 24 oktober 2025 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunten toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de asielaanvraag van eiseres niet inhoudelijk was behandeld, omdat Kroatië verantwoordelijk was op basis van eerdere asielaanvragen. Eiseres heeft echter aangevoerd dat haar persoonlijke situatie, waaronder psychologische problemen van haar zoon, onvoldoende was meegewogen in de beslissing van de minister. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom de asielaanvraag niet inhoudelijk werd behandeld, vooral gezien de recente traumatische ervaringen van de zoon van eiseres. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij de persoonlijke omstandigheden van eiseres en haar zoon in acht moeten worden genomen. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.