Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoekster] , verzoekster,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 10 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, de minister van Asiel en Migratie, als verweerder had. Verzoekster had op 5 september 2025 een asielaanvraag ingediend, die door de minister niet in behandeling werd genomen omdat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 9 oktober 2025 een schriftelijke reactie van de minister ontvangen en heeft zonder zitting uitspraak gedaan op basis van artikel 8:83 van de Awb.
De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 8:81 van de Awb een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Verzoekster heeft aangevoerd dat de overdracht naar Kroatië ernstige gevolgen voor haar en haar minderjarige kind zou hebben, vooral gezien de medische omstandigheden. De minister heeft echter gesteld dat de overdracht vrijwillig is en dat verzoekster niet gedwongen zal worden om te vertrekken. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen spoedeisend belang is en dat het beroep tegen het bestreden besluit waarschijnlijk ongegrond zal worden verklaard. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af als kennelijk ongegrond.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken.