ECLI:NL:RBDHA:2025:20703

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
11530039 MB VERZ 25-20169
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over overschrijding van de redelijke termijn in verkeersboetezaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verkeersboetezaak. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 225,00 opgelegd gekregen wegens het overschrijden van de snelheid op een autosnelweg buiten de bebouwde kom. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen deze boete, maar de officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond. De zaak werd vervolgens voorgelegd aan de kantonrechter. Tijdens de zitting op 15 oktober 2025 heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, verschillende beroepsgronden aangevoerd, waaronder de stelling dat de verbalisant onvoldoende opgeleid was om de mobiele radar te bedienen en dat de bebording niet was gecontroleerd. Tevens werd aangevoerd dat de redelijke termijn van berechting was overschreden. De vertegenwoordiger van de officier van justitie stelde dat de foto's van de gedraging voldoende bewijs boden, ondanks dat ze donker waren. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging was vastgesteld en dat de overschrijding van de redelijke termijn niet leidde tot een vermindering van de boete, aangezien de jurisprudentie van de Hoge Raad in dergelijke gevallen volstaat met een constatering van de overschrijding. De kantonrechter wees het verzoek om proceskostenvergoeding af en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Gouda
CJIB-nummer: 254444093
Registratienummer team straf: 11530039 MB VERZ 25-20169
Uitspraakdatum : 29 oktober 2025
Beslissing van de kantonrechter, tevens houdende het opgemaakte proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
wonende dan wel gevestigd te: [postcode] [woonplaats]
[adres] , nader ook te noemen: betrokkene.
Gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 oktober 2025. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Namens gemachtigde is
[naam] ter zitting verschenen.

Overwegingen

Verkeersboete
Het gaat om een bedrag van € 225,00 (inclusief administratiekosten) wegens 23 km per uur harder rijden dan mag op een autosnelweg buiten de bebouwde kom (verkeersbord A1) op 9 december 2022.
Beroepsgronden en standpunten
De beroepsgrond houden in de kern het volgende in. Betrokkene betwist dat hij De gemachtigde voert aan dat de verbalisant onvoldoende opgeleid was om de mobiele radar te bedienen. Daarnaast voert gemachtigde aan dat de bebording voor en na het incident niet is gecontroleerd en dus geen sprake is van bewijs om de gedraging vast te stellen. Ook is de boete volgens gemachtigde disproportioneel gezien de verhogingen van 1 maart 2024. Ter zitting wordt nog aangevoerd door gemachtigde dat de redelijke termijn inmiddels is overschreden. Tot slot wordt een proceskostenvergoeding verzocht.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft ter zitting voorgesteld het beroep ongegrond te verklaren. De vertegenwoordiger heeft daarover in het bijzonder aangevoerd dat de foto’s wel donker zijn, maar dat de contouren van het voertuig duidelijk zichtbaar zijn (zij toont ter zitting een digitale foto die duidelijker is dan de uitgeprinte foto’s in het dossier). Wat betreft de overschrijding van de redelijke termijn stelt de vertegenwoordiger dat die mogelijk niet is overschreden nu de gronden pas op 21 maart 2025 zijn ontvangen (zie ECLI:NL:GHARL:2024:3805).
Oordeel
Het beroep is ongegrond.
Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.
Uit het zaakoverzicht blijkt dat de gedraging is verricht. De kantonrechter twijfelt niet aan de verklaring van de verbalisant.
Hoewel de foto's van de gedraging donker zijn, zijn ze niet zodanig onduidelijk dat deze niet bruikbaar zijn bij de vaststelling dat de gedraging is verricht. De foto's zijn van voldoende kwaliteit om vast te kunnen stellen met welk voertuig de gedraging is verricht. Gelet hierop kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.
De gemachtigde heeft verzocht om matiging van de boete vanwege overschrijding van de redelijke termijn, nu sinds de initiële beschikking meer dan twee jaar zijn verstreken. Ter zake overweegt de kantonrechter het volgende.
Binnen het strafrecht leidt overschrijding van de redelijke termijn van berechting veelal tot strafvermindering. Volgens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad wordt in geval van geldboetes tot € 1.000,00 evenwel volstaan met constatering dat de redelijke termijn is overschreden. [1] Een vermindering van de geldboete is dan dus niet aan de orde. In bestuursrechtelijke zaken waarin een bestraffende sanctie aan de orde is, zaken dus die vallen onder het zogeheten bestuursstrafrecht, past de bestuursrechter compensatie van overschrijding van de redelijke termijn van berechting toe op eenzelfde manier als die welke gebruikelijk is in het strafrecht: dat wil zeggen door middel van eventuele matiging van de desbetreffende boete en niet door middel van toekenning van schadevergoeding. In sommige gevallen is te zien dat ook de genoemde ondergrens van € 1000,00 daarbij uitdrukkelijk wordt gehanteerd. [2]
Mulderboetes vallen onder het genoemde bestuursstrafrecht. Compensatie van overschrijding van de redelijke termijn vindt dus plaats via – eventuele – matiging van de boete. Voorheen werd ook in zaken betreffende deze boetes de genoemde ondergrens van
€ 1.000,00 expliciet toegepast. [3] In 2023 heeft het gerechtshof Arnhem/Leeuwarden hier verandering in gebracht. In zijn arrest van 28 juli 2023 heeft het gerechtshof namelijk aanleiding gezien om zijn eerdere jurisprudentie te herzien, in die zin dat in het vervolg als uitgangspunt wordt gehanteerd dat indien de redelijke termijn van berechting is overschreden, hetzij in de procedure in eerste aanleg, hetzij in de procedure in hoger beroep, het sanctiebedrag zoals dat in die procedure is of had moeten worden vastgesteld in beginsel wordt gematigd met 25%, ongeacht de hoogte van het boetebedrag. Het Hof was van oordeel dat een compensatie die slechts bestaat uit de enkele vaststelling dat de redelijke termijn van berechting is overschreden, in het algemeen onvoldoende recht doet aan de bij rechtzoekenden veronderstelde gevoelens van onbehagen, irritatie en frustratie bij de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. [4]
In het bestuursrecht, niet zijnde bestuursstrafrecht, leidt overschrijding van de redelijke termijn van berechting niet tot enige ingreep in het in rechte bestreden besluit, maar, indien daarom is verzocht, tot een schadevergoeding. Tot voor kort was op geen enkel deelgebied in het bestuursrecht sprake van een ondergrens van € 1.000,00 zoals die wordt toegepast in het strafrecht. Slechts in zaken met een belang van minder dan € 15,00 werd, vanwege een zeer gering financieel belang, volstaan met enkele constatering van de overschrijding. De in het arrest van het gerechtshof Arnhem/Leeuwarden van 28 juli 2023 gekozen lijn leek dus veeleer aansluiting te zoeken bij het gewone bestuursrecht, waarin ook bij een zeer klein financieel belang nog compensatie van overschrijding van de redelijke termijn aan de orde was, dan bij het strafrecht waarbinnen dit van oudsher niet het geval is.
Recentelijk is evenwel sprake van beweging in de bestuursrechtelijke jurisprudentie. In zijn arrest van 14 juni 2024 heeft de Hoge Raad, rechtsprekend als belastingrechter, aanleiding gezien om aansluiting te zoeken bij het strafrecht. Voortaan zal, indien het in geding zijnde financieel belang minder dan € 1.000,00 bedraagt en de overschrijding van de redelijke termijn minder dan twaalf maanden bedraagt, worden volstaan met enkele constatering van die overschrijding. Gaat het om een overschrijding van meer dan twaalf maanden, dan beslist de rechter naar bevind van zaken; het staat de rechter vrij om ook in die gevallen te volstaan met een enkele constatering van de overschrijding. Aanleiding tot deze koerswijziging was het gegeven dat in sterk toenemende mate belastingprocedures over een belang van meer dan € 15,00 werden gevoerd in de hoop en verwachting een vergoeding van immateriële schade en een daaraan gekoppelde vergoeding van proceskosten te verkrijgen vanwege een overschrijding van de redelijke termijn. [5]
Daarmee geldt de meergenoemde ondergrens van € 1.000,00 nu niet alleen in het strafrecht, maar ook daarbuiten, in elk geval in het belastingrecht. De lijn van het arrest van het gerechtshof Arnhem/Leeuwarden van 28 juli 2023 is daarmee minder goed verenigbaar geworden met de overige geldende jurisprudentielijnen. Dat geldt te meer nu ook in Mulderzaken volop sprake is van het door de Hoge Raad aangestipte fenomeen van procedures die eerst en vooral worden gevoerd met het oog op verkrijging van de proceskostenvergoeding die verbonden is aan materiële compensatie van overschrijding van de redelijke termijn. De kantonrechter ziet daarom, in navolging van de Hoge Raad in belastingzaken, en in navolging van de uitspraak van deze rechtbank van 1 augustus 2024 [6] , aanleiding om ook in Mulderzaken terug te grijpen op het strafrechtelijke regime.
Gezien het voorgaande zal de kantonrechter in deze zaak volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
Proceskosten
Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen.

Beslissing

De kantonrechter:
- verklaart het beroep ongegrond.
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.X. Cozijn, kantonrechter, bijgestaan door D.C. Carsten, griffier en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Den Haag, Team Straf en dient door degene die het beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.