ECLI:NL:RBDHA:2025:20987
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor Turkse eiseres op basis van inburgeringsvereiste en standstill-bepaling
Op 7 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Turkse eiseres die een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had ingediend om bij haar echtgenoot in Nederland te kunnen verblijven. De minister van Asiel en Migratie had deze aanvraag afgewezen op grond van het niet voldoen aan het inburgeringsvereiste. Eiseres was het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres beoordeeld, waaronder de stelling dat de inburgeringsplicht in strijd is met de standstill-bepaling van artikel 13 van Besluit nr. 1/80 en de non-discriminatiebepaling van artikel 9 van de Associatieovereenkomst. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had afgewezen, omdat eiseres niet aan de voorwaarden voldeed en niet aannemelijk had gemaakt dat het voor haar onmogelijk was om in te burgeren. De rechtbank concludeerde dat de inburgeringsplicht gerechtvaardigd was door een dwingende reden van algemeen belang, namelijk de integratie van Turkse nieuwkomers. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.