In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eiser had eerder een beroep ingesteld dat gegrond werd verklaard, waarbij de minister werd opgedragen om binnen vier weken een besluit te nemen op de asielaanvraag. De rechtbank had ook bepaald dat bij overschrijding van deze termijn een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 7.500,-, moest worden betaald. In deze tweede procedure stelt eiser dat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag van 28 november 2022. De rechtbank oordeelt dat de minister opnieuw een beslistermijn moet krijgen, waarbij rekening wordt gehouden met het '8+8 wekenmodel'. De rechtbank legt een nieuwe termijn van vier weken op, te rekenen vanaf de bekendmaking van deze uitspraak. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd, met een maximum van € 15.000,-, als de minister niet tijdig beslist. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en dat de minister de proceskosten van eiser moet vergoeden, vastgesteld op € 453,50.