In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser had eerder een beroep ingesteld dat gegrond werd verklaard, waarbij de minister werd opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen op de asielaanvraag van 8 juli 2023. De rechtbank had daarbij een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. In deze derde procedure oordeelt de rechtbank dat de minister niet tijdig heeft beslist en dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De rechtbank legt de minister een nieuwe beslistermijn van acht weken op, te rekenen vanaf de bekendmaking van deze uitspraak. Indien de minister niet binnen deze termijn beslist, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.