In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had eerder een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie, waarbij de rechtbank had bepaald dat de minister binnen twee weken een besluit moest nemen. Indien de minister dit niet deed, zou hij een dwangsom van € 200,- per dag moeten betalen, met een maximum van € 15.000,-. Deze uitspraak betreft het vierde beroep van eiser, omdat de minister opnieuw niet tijdig had beslist op de asielaanvraag van 21 november 2022.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De minister heeft de eerder opgelegde beslistermijn van twee weken niet nageleefd, waardoor de rechtbank een nieuwe beslistermijn van acht weken heeft opgelegd. De rechtbank heeft tevens een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze dwangsom een redelijke prikkel is voor de minister om tijdig een besluit te nemen. Eiser heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 453,50.
De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen indien hij het niet eens is met de uitspraak. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de bekendmaking van de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag te nemen.