ECLI:NL:RBDHA:2025:21245

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
NL24.47420
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag GVVA verblijfsvergunning en niet-ontvankelijkheid beroep wegens ontbreken procesbelang

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA). Eiseres, afkomstig uit Zuid-Afrika, heeft haar aanvraag ingediend omdat zij in Nederland wilde verblijven om als verpleegkundige te werken. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen op 22 juli 2024, omdat eiseres niet over een geldige machtiging voor verblijf (mvv) beschikt en niet onder een vrijstellingscategorie valt. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat zij geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. Dit komt doordat eiseres Nederland op 14 november 2024 heeft verlaten en de minister heeft gesteld dat het geschil zich toespitst op het mvv-vereiste, waar eiseres geen actueel belang meer bij heeft. De rechtbank heeft eiseres meerdere keren gevraagd om te reageren op de procedure, maar zij heeft geen antwoord gegeven. Hierdoor heeft de rechtbank besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.47420

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2025 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

en

de minister van Asiel en Migratie.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat eiseres niet langer een belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. Omdat het procesbelang ontbreekt verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en gaat zij niet in op de inhoudelijke beroepsgronden van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 3 tot en met 3.3. staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit en omschrijft de rechtbank de huidige stand van zaken. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 4.1. Daarbij gaat de rechtbank in op de vraag of eiseres een actueel en reëel belang heeft bij de beoordeling van haar beroep. Aan het eind onder 5 staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA). De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 22 juli 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 november 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De minister heeft op 1 juli 2025 een verweerschrift ingediend.
2.3.
De zaak stond eerder gepland om te worden behandeld op de zitting van 18 juli 2025. Dit wordt onder 3.2 nader toegelicht. De rechtbank heeft partijen later laten weten dat zij een nieuwe zitting niet nodig vindt en gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]
Achtergrond van de aanvraag, kern van het besluit en huidige stand van zaken
3. Eiseres is afkomstig uit Zuid-Afrika. Zij is in Nederland gaan werken bij [referente]. (referente). Vervolgens heeft eiseres op 30 april 2024 vanuit Nederland een aanvraag ingediend voor een GVVA. Deze vergunning heeft zij aangevraagd omdat zij in Nederland wil verblijven met het doel ‘arbeid in loondienst’. Eiseres wil voor referente arbeid verrichten als verpleegkundige.
3.1.
De minister heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat zij, samengevat, niet beschikt over een geldige machtiging voor verblijf (mvv), niet onder een vrijstellingscategorie van het mvv-vereiste valt en de afwijzing van de aanvraag niet onevenredig hard is voor eiseres.
Huidige stand van zaken en vertrek naar Zuid-Afrika
3.2.
Sinds eiseres op 27 november 2024 beroep heeft ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een GVVA-verblijfsvergunning, zijn de omstandigheden gewijzigd. De zaak van eiseres stond, samen met drie andere zaken, gepland voor behandeling op de zitting van 18 juli 2025. Op 1 juli 2025 heeft de toenmalige gemachtigde van eiseres, [gemachtigde], verzocht om de zaak van eiseres aan te houden omdat in de week van 18 juni 2025 verschillende bij referente werkzame en aan referente gelieerde personen zijn aangehouden gelet op een onderzoek van de Arbeidsinspectie. Aangiftes van verschillende (voormalige) werkneemsters van referente speelden daarbij een rol. Om te voorkomen dat tegenstrijdige belangen werden behartigd is toen verzocht om aanhouding. Dit verzoek is vanwege een gebrek aan nadere concretisering door de rechtbank afgewezen. Voorafgaand aan de behandeling op de zitting heeft de toenmalige gemachtigde van eiseres op 16 juli 2025 laten weten dat hij eiseres niet langer vertegenwoordigt. Twee zaken [2] van andere werkneemsters zijn wel behandeld op de zitting van 18 juli 2025.
3.3.
Daarnaast blijkt uit het digitaal dossier van eiseres dat zij op 14 november 2024 Nederland heeft verlaten. De minister heeft de rechtbank hier op 7 februari 2025 schriftelijk over bericht en daarbij het standpunt ingenomen dat eiseres geen procesbelang heeft. Ook in het verweerschrift van 1 juli 2025 stelt de minister zich primair op het standpunt dat eiseres geen procesbelang meer heeft omdat zij Nederland al had verlaten en het geschil zich toespitst op het mvv-vereiste. Daarom heeft eiseres volgens de minister geen actueel en reëel belang meer bij de inhoudelijke beoordeling van het haar beroep.
3.4.
Gelet op de onttrekking van haar gemachtigde heeft de rechtbank eiseres op 16 juli 2025 via het bij de rechtbank bekende adres en e-mailadres een brief gestuurd met de vraag of eiseres een nieuwe gemachtigde heeft of dat zij deze procedure zelf voortzet. Hierop is geen reactie gekomen. De rechtbank heeft op 10 september 2025 nogmaals gevraagd of eiseres de procedure zelf voortzet of dat zij een nieuwe gemachtigde heeft. In die brief is eiseres ook gewezen op de uitspraak van 3 september 2025 [3] in één van de twee zaken die wél is behandeld op de zitting van 18 juli 2025. De rechtbank heeft eiseres ook laten weten dat in het geval haar reactie uitblijft het risico bestaat dat de rechtbank de zaak zonder behandeling op een zitting zal afdoen. Gelet op wederom uitblijven van een reactie heeft de rechtbank op 26 september 2025 een brief aan partijen gestuurd dat zij voornemens is om de zaak zonder zitting af te doen, zie hierboven onder 2.3.

Beoordeling door de rechtbank

Toetsingskader procesbelang
4. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), kan de bestuursrechter een beroep niet-ontvankelijk verklaren wanneer de indiener geen procesbelang heeft. Daarbij geldt dat het belang dat de indiener heeft bij de uitkomst van de door hem ingestelde beroepsprocedure moet kunnen worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis moet zijn. [4] De vraag of sprake is van procesbelang moet worden beantwoord naar de stand van zaken op het moment waarop het beroep wordt beoordeeld. Iemand moet een actueel en reëel belang hebben in het geval hij gelijk in de zaak zou krijgen. [5]
Oordeel van de rechtbank
4.1.
Onder verwijzing naar rechtsoverweging 4.5 van de uitspraak van 3 september 2025 van deze rechtbank en zittingsplaats, oordeelt de rechtbank dat eiseres niet langer een belang heeft bij de inhoudelijke behandeling van het door haar ingestelde beroep. Eiseres heeft namelijk beroep ingesteld met als doel om een verblijfsvergunning te verkrijgen waarmee zij specifiek bij referente arbeid kan verrichten. Dit kan eiseres echter niet bereiken met een positieve uitkomst van dit beroep. Referente heeft namelijk haar bedrijfsactiviteiten gestaakt, waardoor op dit moment alleen sprake is van een juridische entiteit zonder activiteiten. Eiseres heeft niet gereageerd op de brieven van de rechtbank en daarmee ook niet aangevoerd, aangetoond of aannemelijk gemaakt dat deze situatie niet op haar van toepassing of anders is.
De rechtbank merk verder nog op dat in het proces-verbaal van bevindingen bij de Koninklijke Marechaussee op 14 november 2024 staat dat eiseres zelf is vertrokken naar Zuid-Afrika en dat zij in Nederland naar eigen zeggen nare ervaringen heeft gehad met referente en er niets meer mee te maken wil hebben. Naar het oordeel van de rechtbank kan hieruit ook worden opgemaakt dat eiseres geen actueel en reëel belang meer heeft bij een beoordeling van haar beroep. Het beroep is om deze redenen niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de dus zaak niet inhoudelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Bekend onder zaaknummers NL24.47424 en NL24.47432.
3.Rb. Den Haag, zp. Arnhem 3 september 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:16351. Zie ook rb. Den Haag, zp. Arnhem 3 september 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:16352.
4.ABRvS van 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:210.
5.ABRvS van 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3757.