ECLI:NL:RBDHA:2025:21346

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
NL25.4363
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de derde asielaanvraag van een Chinese vreemdeling met psychotische stoornis en vermeende problemen met Chinese veiligheidsdiensten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 november 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Chinese nationaliteit. Eiser heeft zijn derde asielaanvraag ingediend, waarin hij stelt dat hij problemen ondervindt met de Chinese veiligheidsdiensten vanwege zijn vermeende spionageactiviteiten en het delen van informatie over het coronavirus. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, de minister van Asiel en Migratie, de aanvraag als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Eiser heeft een psychotische stoornis, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat is om adequaat te verklaren over zijn asielrelaas. De rechtbank concludeert dat de verklaringen van eiser over zijn problemen met de Chinese autoriteiten ongeloofwaardig zijn, en dat zijn politieke overtuiging geen grond voor asielverlening oplevert. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.4363

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. I.M. Hagg),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: drs. J.M. Sidler).

Procesverloop

Bij besluit van 24 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) afgewezen als kennelijk ongegrond en aan eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Eiser heeft op 29 januari 2025 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Daarnaast heeft hij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
Eiser heeft op 30 januari 2025 beroepsgronden ingediend en deze op 19, 22 en 23 mei 2025 aangevuld (met nadere stukken).
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek om een voorlopige voorziening (met zaaknummer NL25.4364), op 23 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, Y. He als tolk en de gemachtigde van verweerder.
Eiser heeft na de sluiting van het onderzoek, op 26 mei 2025, een schriftelijke verklaring ingediend.

Inleiding

1.1.
Eiser heeft de Chinese nationaliteit en is geboren op 11 maart 1997.
1.2.
Op 9 januari 2021 heeft eiser zijn eerste asielaanvraag in Nederland ingediend. Eiser heeft aan deze asielaanvraag – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. Eiser heeft in China informatie over het coronavirus verzameld met het doel deze met het Westen te delen. Hij heeft China per schip verlaten en is naar Argentinië gereisd. Om de Chinese autoriteiten te misleiden heeft hij de Argentijnse autoriteiten verzocht om aan China te laten weten dat hij het land is uitgesmokkeld. Daardoor werd hij door Chinese autoriteiten verdacht van spionage en wilden de Chinese autoriteiten hem terughalen naar China. De Chinese autoriteiten hebben eiser een groene code afgegeven, welke code volgens eiser alleen wordt afgegeven aan Chinezen die in de verhoogde aandacht staan van de autoriteiten. Zijn terugvlucht had een tussenstop op Schiphol. Daar heeft eiser asiel aangevraagd. Eiser vreest dat de Chinese autoriteiten te weten zullen komen dat hij informatie over het coronavirus wil delen met het Westen en vreest dat hij bij terugkeer naar China zal worden verhoord, gemarteld en gedood door de autoriteiten wegens landverraad.
1.3.
Verweerder heeft bij besluit van 28 januari 2021 de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Verweerder heeft geloofwaardig geacht dat eiser zes maanden lang (openbaar toegankelijke) informatie over het coronavirus heeft verzameld en die met het Westen wil delen. Verweerder stelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij hierdoor in de negatieve belangstelling van de Chinese autoriteiten staat of zal komen te staan. Bij uitspraak van 8 maart 2021, NL21.1459, heeft deze rechtbank het door eiser ingestelde beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 21 mei 2021, 202101639/1/V1, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) het hoger beroep van eiser ongegrond verklaard.
1.4.
Op 5 oktober 2022 heeft eiser een tweede asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 1 november 2022 heeft verweerder deze aanvraag buiten behandeling gesteld. Zijn beroep daartegen is bij uitspraak van 5 december 2022, NL22.22704, door deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, ongegrond verklaard.

De asielaanvraag

2.1.
Eiser heeft op 7 december 2022 wederom asiel aangevraagd. Over deze (derde) asielaanvraag gaat deze uitspraak.
2.2.
Eiser heeft aan deze asielaanvraag – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. Eiser staat in de negatieve belangstelling van de Chinese veiligheidsdiensten vanwege het verzamelen van informatie over het coronavirus. Eiser heeft verklaard dat hij in Argentinië door Chinese spionnen is gepakt, maar dat hij op het vliegveld in Nederland aan hen heeft kunnen ontkomen. De Chinese veiligheidsdiensten hebben zijn ouders in China bezocht en hen gedwongen contact op te nemen met eiser en hem te vragen zijn live-locatie te delen via zijn telefoon. Op die manier kon de veiligheidsdienst achterhalen waar eiser zich in Nederland bevindt. De Chinese veiligheidsdiensten hebben daarnaast zijn zus in China benaderd en opgeleid tot informant, met als doel informatie over eiser in te winnen en eiser te bewegen tot terugkeer naar China. Eiser heeft verder enkele video’s op YouTube (en berichten op Twitter) geplaatst waarin hij zich kritisch heeft uitgelaten over de Chinese regering. Om deze redenen vreest hij bij terugkeer naar China grote problemen met de Chinese autoriteiten wegens spionage en landverraad.
2.3.
Ter onderbouwing van zijn asielaanvraag heeft eiser de volgende documenten overgelegd:
 Chatberichten tussen eiser en zijn zus over het contact van de zus met de veiligheidsdiensten;
 Transcriptie van een gesprek tussen eisers zus en de veiligheidsdiensten;
 Screenshot van de telefoon van zijn zus met het nummer van de veiligheidsdiensten;
 Chatberichten tussen eiser en zijn vader over het delen van zijn locatie;
 Teksten uit YouTube-video’s en Twitterberichten van eiser.

Het bestreden besluit

3.1.
Verweerder heeft de volgende relevante elementen vastgesteld en beoordeeld:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Problemen met de Chinese veiligheidsdiensten;
Eisers politieke overtuiging.
3.2.
Verweerder heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst, net als in de eerste asielprocedure, geloofwaardig geacht. Ook heeft verweerder geloofwaardig geacht dat eiser een politieke overtuiging heeft. De gestelde problemen met de Chinese veiligheidsdiensten heeft verweerder echter ongeloofwaardig geacht, omdat in dit verband niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c en d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De geloofwaardig geachte elementen leveren volgens verweerder geen asielgrond op als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw, omdat op grond daarvan niet aannemelijk is dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag of bij terugkeer naar China een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Volgens verweerder is namelijk niet aannemelijk dat eiser door zijn politieke overtuiging en activiteiten in de negatieve belangstelling van de Chinese autoriteiten staat of, na terugkeer, zal komen te staan. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, in verbinding met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw. Verder heeft verweerder aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.

Het oordeel van de rechtbank

4. De rechtbank toetst het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden die eiser daartegen heeft aangevoerd.
Problemen met de Chinese veiligheidsdiensten
5.1.
Verweerder heeft de gestelde problemen van eiser met de Chinese veiligheidsdiensten ongeloofwaardig geacht.
5.2.
Eiser is het hier niet mee eens en heeft in dit verband – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd. Bij eiser is een psychotische stoornis vastgesteld. Het vaag en onsamenhangend verklaren is inherent aan die stoornis. Dat heeft verweerder niet (voldoende) onderkend. Eiser wilde graag door verweerder gehoord worden, maar na het gehoor bleek dat hij zijn verhaal niet goed heeft kunnen vertellen. Onder verwijzing naar werkinstructie (WI) 2021/9, stelt eiser dat verweerder had moeten onderzoeken of er bijzondere procedurele waarborgen nodig waren. Verweerder heeft onvoldoende gezocht naar en opengestaan voor alternatieven om eiser zijn verhaal goed te laten doen. Tijdens het gehoor heeft eiser impliciet voorgesteld om zijn geschreven tekst te overleggen, maar dat heeft verweerder geweigerd. Nu heeft hij onvoldoende zijn verhaal naar voren kunnen brengen. Verder voert eiser aan dat WI 2024/6 geen beleidsregel is, zodat verweerder in het bestreden besluit niet kan volstaan met een enkele verwijzing daarnaar, en dat die WI in strijd is met het Unierecht. Daarnaast betoogt eiser dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn schriftelijke toelichting over zijn problemen met de Chinese autoriteiten. Ook heeft verweerder volgens eiser onvoldoende waarde toegekend aan de bewijsstukken die volgens eiser aantonen dat de Chinese autoriteiten via zijn familieleden in China hebben getracht zijn verblijfplaats te achterhalen.
Vermogen om te verklaren
6.1.
Eiser heeft een schriftelijke verklaring van 15 maart 2022 van een psychiater overgelegd. Daarin staat (onder meer) het volgende.

“ Psychiatrisch onderzoek

[…] Pt heeft een vriendelijke houding, er is sprake van wederkerigheid in het contact. Het bewustzijn is helder, de aandacht is goed te trekken en te behouden. Oriëntatie in trias ongestoord. Er is geen ziektebesef noch inzicht. De executieve functies zijn ongestoord, de geschatte intelligentie is hoog. De waarneming is ongestoord, er werd geen hallucinatoir gedrag geobjectiveerd. Het denken was versneld maar wel coherent. De inhoud is gestoord met een lang bestaande complotgedachtes en preoccupatie hiermee, waarbij pt een spion zou zijn en geheime informatie heeft over het coronavirus.

Beloop behandeling

Patiënt is meermaals gezien op locatie van de crisisdienst, waarbij patiënt herhaaldelijk zijn geschreven documenten over het coronavirus wil bespreken. […] patiënt wil middels de crisisdienst in contact komen met hogere instanties in Nederland om zijn informatie te delen. […] Er is geen sprake van ziekte-inzicht en besef, en een gebrek aan behandelmotivatie door patiënt. Hierdoor is afgestemd met consulent vluchtelingenwerk Nederland dat patiënt uitgeschreven wordt bij de spoedeisende psychiatrie.”

Conclusie

[…] Anamnestisch verteld pt sinds 7 jaar waangedachtes te hebben met complot theorieën versus de Chinese overheid en sinds twee jaar het coronavirus. Hulpvraag ‘wil graag hulp bij het verspreiden van zijn kennis over het coronavirus aan de overheid/wereld'. Bij PO wordt een vriendelijke man gezien welke geen ziekte besef/inzicht heeft en geen hallucinaties heeft. Met een neutrale stemming. Meest waarschijnlijk past het beeld bij een waanstoornis DD schizofrenie DD schizotypische persoonlijkheidsstoornis, een somatische oorzaak wordt niet waarschijnlijk geacht gezien het lange bestaan en geen lichamelijke klachten. […]

DSM-classificatie van 26-jan-2022

298.8F Ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische
stoornis (H)”
6.2.
De rechtbank overweegt dat uitgangspunt is dat een vreemdeling wordt gehoord over zijn asielrelaas. Extra voorzieningen bij een gehoor en/of alternatieve manieren om de vreemdeling zijn asielrelaas naar voren te laten brengen zijn pas aan de orde als een vreemdeling niet in staat is consistent, coherent en volledig te verklaren over zijn asielrelaas. De rechtbank wijst in dit verband op WI 2024/9. Het is aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat hij niet in staat is adequaat te verklaren over zijn asielrelaas (vgl. de Afdelingsuitspraak van 13 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1211, onder 3.1).
6.3.
Daarin is eiser naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd. Uit de door eiser overgelegde verklaring van de psychiater volgt dat de inhoud van eisers denken gestoord is als gevolg van een waanstoornis/schizofrenie die zich uit in waan-/complotgedachten, en een preoccupatie hiermee, ten aanzien van de Chinese overheid en het coronavirus. Het asielrelaas van eiser is een weerspiegeling van die (in de woorden van de psychiater) ‘gestoorde’ gedachten en interne beleving. Uit de verklaringen van de psychiater volgen echter geen aanwijzingen dat eiser over die gedachten en interne beleving, en dus zijn asielrelaas, niet adequaat kan verklaren. Integendeel, uit de verklaring van de psychiater blijkt dat eisers bewustzijn helder is, dat zijn oriëntatie in trias en executieve functies ongestoord zijn en dat eisers denken coherent is. Uit de verklaring van de psychiater komt aldus het beeld naar voren dat eiser coherent en consequent is in zijn denken en zijn uitingen daarover, maar dat wat hij inhoudelijk denkt – hetgeen zijn asielrelaas vormt – ‘gestoord’ is. Gelet hierop heeft eiser met de verklaring van de psychiater niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat is adequaat en volledig te verklaren over zijn asielrelaas. Ook uit het advies van MediFirst van 14 september 2024 blijkt niet dat eiser niet in staat is om consistent, coherent en volledig te verklaren over zijn asielrelaas. Uit het advies van MediFirst blijkt weliswaar dat er sprake is van medische klachten, maar die leveren volgens MediFirst geen beperkingen op voor het horen. Eiser heeft deze conclusie van MediFirst niet concreet en onderbouwd betwist. Verder overweegt de rechtbank dat ook uit het rapport van gehoor van 13 november 2024 geen concrete aanwijzingen naar voren komen dat eiser niet in staat is adequaat en volledig te verklaren over zijn asielrelaas. Tijdens het gehoor is aan eiser gevraagd naar zijn ziekte en de mogelijke invloed daarvan op de geloofwaardigheidsbeoordeling. Eiser heeft verklaard dat hij in staat is te worden gehoord en dat heeft hij in beroep ook bevestigd. Uit het rapport van gehoor, in zijn totaliteit bezien en ook bezien in combinatie met het rapport van gehoor van 18 januari 2021 in de eerste asielprocedure, komt naar het oordeel van de rechtbank een vergelijkbaar beeld naar voren als uit het rapport van de psychiater, namelijk dat eiser leeft in zijn verhaal en gelooft in zijn eigen gedachten en dat hij daarover, en dus over zijn asielrelaas, adequaat en volledig kan vertellen.
6.4.
Nu eiser dus niet aannemelijk heeft gemaakt, en ook overigens niet is gebleken, dat hij niet in staat is om adequaat te verklaren over zijn asielrelaas, hoefde verweerder niet te zoeken naar alternatieve manieren of extra waarborgen om eiser zijn asielrelaas naar voren te laten brengen (bijvoorbeeld in de vorm van een aanvullende schriftelijke verklaring of door toe te staan dat eiser tijdens het gehoor mocht voorlezen uit zijn schriftelijke verklaring) en is verweerder bij zijn besluitvorming terecht uitgegaan van de verklaringen die eiser tijdens het gehoor heeft gegeven. Overigens geldt dat eiser bij de zienswijze alsnog een schriftelijke verklaring over zijn asielrelaas heeft ingediend. Hoewel verweerder hierom niet had verzocht en dat ook niet hoefde te doen, heeft verweerder hiermee bij zijn besluit toch rekening gehouden. Verweerder heeft daarover naar het oordeel van de rechtbank terecht het standpunt ingenomen dat het op schrift gestelde relaas, op enkele details na, overeenkomt met wat eiser tijdens het gehoor heeft verklaard. Dit vormt naar het oordeel van de rechtbank een bevestiging dat eiser in staat is om adequaat en volledig te verklaren over zijn asielrelaas.
Geloofwaardigheidsbeoordeling
7.1.
Verweerder heeft eisers gestelde problemen met de Chinese veiligheidsdiensten ongeloofwaardig geacht, (onder andere) omdat de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen, zoals bedoeld in artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vw.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in dit verband in de eerste plaats terecht op het standpunt heeft gesteld dat eisers verklaringen moeten worden bezien in het licht van de diagnose die is gesteld door de psychiater. Zoals hiervoor is vermeld, blijkt uit de verklaring van de psychiater dat eiser een waanstoornis/schizofrenie heeft waardoor hij waangedachten en een preoccupatie heeft ten aanzien van de Chinese overheid en het coronavirus en dat hij vandaaruit denkt dat hij een spion is en geheime informatie heeft over het coronavirus. Het asielrelaas van eiser lijkt dan ook zeer sterk ingegeven en ingekleurd te zijn door zijn uit zijn psychotische stoornis voortvloeiende waanideeën.
7.3.
Verweerder heeft de tijdens het gehoor gegeven verklaringen van eiser over zijn problemen met de Chinese veiligheidsdiensten verder nog op zichzelf, dus los van de door de psychiater gestelde diagnose, op geloofwaardigheid beoordeeld. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de verhalen van eiser dat de Chinese veiligheidsdienst via zijn vader heeft geprobeerd eisers satellietlocatie in Nederland te ‘tracken’ en dat de Chinese veiligheidsdienst eisers zus in China als informant heeft aangekweekt om informatie over eiser in te winnen en eiser terug te lokken naar China vaag, onsamenhangend, wisselend en bevreemdend zijn. Daarvoor heeft verweerder in het voornemen en het bestreden besluit een aanzienlijk aantal argumenten gegeven. Eén van die argumenten is dat het vaag en onnavolgbaar is dat eiser enerzijds heeft verklaard dat de Chinese veiligheidsdiensten veel moeite doen om informatie over eiser (locatie in Nederland en telefoonnummer) te achterhalen, maar anderzijds heeft verklaard dat de veiligheidsdiensten met die verkregen informatie niets durven doen omdat zij denken dat eiser nog niet weet dat hij wordt gezocht en zij eiser niet willen afschrikken (of in woorden van eiser: “bang het gras te verstoren waardoor de slang zou schrikken”). Voorts heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eisers verhaal dat hij op Schiphol heeft kunnen ontsnappen aan Chinese spionnen vaag, wisselend en onsamenhangend is en bovendien tegenstrijdig is met zijn verklaringen in de eerste asielprocedure. Ook hiervoor heeft verweerder diverse argumenten gegeven, waaronder het argument dat eiser enerzijds heeft verklaard dat hij door spionnen via Nederland naar China werd begeleid, terwijl hij anderzijds heeft verklaard dat hij op Schiphol kon ontsnappen aan de spionnen doordat hun vlucht zes uur vertraagd was.
7.4.
De rechtbank overweegt dat eiser in zijn beroepschrift voormelde standpunten van verweerder over de verklaringen van eiser tijdens het gehoor niet heeft bestreden. Ter zitting is namens eisers, desgevraagd, bevestigd dat inderdaad niet wordt bestreden dat de verklaringen die eiser tijdens het gehoor heeft gegeven vaag en onsamenhangend zijn. Wel is namens eiser gesteld dat verweerder bij zijn geloofwaardigheidsbeoordeling onvoldoende rekening heeft gehouden met de ingediende schriftelijke verklaring van eiser over zijn asielrelaas. Dit standpunt treft geen doel. Nog daargelaten dat er geen aanleiding bestond om eiser een aanvullende schriftelijke verklaring over zijn relaas te laten indienen (zie onder 6.4.), heeft verweerder terecht gesteld dat het op schrift gestelde relaas in aanzienlijke mate, en zeker qua belangrijke verhaallijnen, overeenkomt met de verklaringen die eiser tijdens het gehoor heeft gegeven. De vage, onsamenhangende en bevreemdende verklaringen die eiser tijdens het gehoor heeft gegeven komen (minstens) ten dele ook terug in het op schrift gestelde relaas. De schriftelijke verklaring van eiser werpt dan ook geen ander licht op de zaak.
7.5.
Ten aanzien van het standpunt van eiser dat verweerder de overgelegde stukken (zie overweging 2.3.) niet heeft betrokken althans onvoldoende bewijswaarde heeft toegekend, overweegt de rechtbank als volgt. Anders dan eiser stelt heeft verweerder de door eiser overgelegde stukken wel bij zijn besluitvorming betrokken. Verweerder heeft ter zitting ook toegelicht dat deze stukken (mede) aanleiding hebben gevormd om eiser te horen over zijn opvolgende asielaanvraag. Eiser ziet in deze stukken een bevestiging van zijn beleving, maar naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hieraan niet de door eiser gewenste bewijswaarde hoeven toekennen. De door eiser overgelegde stukken zijn geen officiële stukken van Chinese instanties, maar betreffen vertaalde chatgesprekken tussen eiser en zijn zus en tussen eiser zijn vader, een transcriptie van een gesprek tussen eisers zus en de gestelde Chinese veiligheidsdienst en een screenshot van de telefoon van eisers zus. Deze stukken zijn, zoals verweerder terecht stelt, inhoudelijk onvoldoende duidelijk en daarnaast zijn ze ook niet objectief verifieerbaar. Verweerder heeft er in dit verband terecht op gewezen dat de stukken vage passages bevatten, dat niet alle passages zijn vertaald en dat eiser vage, onsamenhangende en bevreemdende verklaringen heeft gegeven over de inhoud, de toedracht en de context van de gesprekken waarvan chatberichten en transcripties zijn overgelegd. Een voorbeeld van zo’n vage verklaring is dat de telefoniste van de Chinese veiligheidsdienst de zus van eiser direct aan haar stem kon herkennen en haar daarom meteen kon doorschakelen naar hogerop (zie het voornemen p. 8 en het gehoorverslag p. 19). Gelet op dit een en ander vormen de overgelegde stukken niet een voldoende objectieve en controleerbare bevestiging van eisers relaas dat de Chinese veiligheidsdiensten naar hem op zoek zijn.
7.6.
Gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen over de problemen met de Chinese veiligheidsdiensten, ook in combinatie bezien met de door hem overgelegde stukken, geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen en dat dus niet wordt voldaan aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw. Nu niet aan deze voorwaarde is voldaan, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen over de problemen met de Chinese veiligheidsdiensten niet geloofwaardig zijn. Gelet hierop hoeft geen bespreking of verweerder zich ook niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b, van de Vw.
7.7.
Tot slot overweegt de rechtbank dat er geen grond bestaat voor het oordeel dat de in deze zaak verrichte geloofwaardigheidsbeoordeling in strijd is met het Unierecht. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 6 maart 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:3440, r.o. 4.5 en 4.6, en naar de uitspraak van de meervoudige kamer van zittingsplaats Utrecht van 10 juni 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:10057, r.o. 7 tot en met 7.3, welke overwegingen de rechtbank onderschrijft, en overweegt dat verweerder in dit geval alle omstandigheden, waaronder de verklaringen en de ingebrachte stukken, in samenhang heeft bezien en beoordeeld.
7.8.
De onder 5.2. weergegeven beroepsgronden slagen, gezien al het voorgaande, niet.
Politieke overtuiging
8.1.
Verweerder heeft geloofwaardig geacht dat eiser een politieke overtuiging heeft, die eruit bestaat dat hij tegen de Chinese overheid is omdat die volgens hem een ‘virusoorlog’ voert, fouten maakt, critici aanvalt en talent onderdrukt. Ook heeft verweerder aangenomen dat eiser uiting heeft gegeven aan die politieke overtuiging via (hoofdzakelijk) enkele video’s op YouTube. Dit levert volgens verweerder echter geen asielgrond op. Volgens verweerder is namelijk niet aannemelijk gemaakt dat eiser door zijn politieke overtuiging en uitingen in de negatieve belangstelling van de Chinese autoriteiten staat of, bij terugkeer, zal komen te staan.
8.2.
Eiser is het hier niet mee eens en heeft in dit verband – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd. Eiser stelt dat het aannemelijk is dat hij gezien zijn persoonlijkheid, ideeën en politieke overtuiging in China een risico loopt op vervolging of onmenselijke behandeling. Eiser heeft zijn mening via social media gedeeld en heeft stukken overgelegd waaruit blijkt dat Chinese autoriteiten via zijn familieleden naar hem op zoek zijn. Uit de door eiser aangehaalde openbare bronnen, waaronder het Algemeen Ambtsbericht van China van december 2022, blijkt dat de Chinese autoriteiten geen kritiek dulden, al helemaal niet op het coronabeleid, zich richten op critici en dissidenten en ook Chinese burgers in het buitenland monitoren. Verweerder stelt dat eiser niet een profiel heeft waarin de Chinese autoriteiten geïnteresseerd zijn, maar verweerder heeft niet gemotiveerd welk profiel dat dan is. Verweerder heeft zijn beoordeling niet verricht in overeenstemming met het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) van 21 september 2023, ECLI:EU:C:2023:688, en het IB 2024/10. Verder heeft verweerder miskend dat eiser misschien heeft gezegd dat hij zich in China niet zo wil uiten, maar dat eiser gezien zijn stoornis niet altijd controle heeft over zichzelf, waardoor er een risico bestaat dat hij zich in China toch negatief zal uiten over de overheid. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser een verklaring van 15 mei 2025 van [persoon A] , arts, overgelegd. Verweerder diende volgens eiser te onderzoeken hoe de Chinese autoriteiten omgaan met mensen zoals hij die een psychotische stoornis hebben en zich vandaaruit negatief uitlaten over de Chinese overheid met complottheorieën. Uit de beschikbare informatie blijkt een risico op opname in een psychiatrisch ziekenhuis. Eiser heeft verder nog een rapport van 15 mei 2025 van [persoon B] (‘Eyes on China’) overgelegd, waarin wordt gesteld dat eiser door de Chinese autoriteiten wordt gezien als een verdacht persoon en vanwege zijn stoornis en uitlatingen een dubbel risico loopt om te worden geïnterneerd.
8.3.
De rechtbank overweegt dat eiser zijn politieke overtuiging in Nederland heeft geuit door in 2022 enkele video’s op YouTube te plaatsen waarin hij zich kritisch uitlaat over de Chinese overheid en het Chinese coronabeleid. Eiser heeft over deze video’s tijdens het gehoor verklaard dat er ‘heel weinig mensen’ naar kijken, ‘bijna niemand’, en dat zijn eerste video ongeveer 70 keer is bekeken maar daarna verdwenen leek te zijn (p. 21 en 22 gehoor opvolgend verslag). Gelet hierop heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het bereik van eisers video’s zeer beperkt is en dat het daarom niet aannemelijk is dat de Chinese autoriteiten hiervan op de hoogte zijn, laat staan daar negatieve belangstelling voor hebben. De door eiser in beroep ingebrachte landeninformatie, waaronder het Algemeen Ambtsbericht over China van december 2022, leidt niet tot een ander oordeel. Weliswaar blijkt daaruit dat de Chinese autoriteiten toezicht en controle uitoefenen op Chinese burgers in het buitenland, maar daaruit blijkt niet dat dit toezicht zo ver strekt dat de Chinese autoriteiten op de hoogte zijn van alle uitlatingen op social media van alle Chinezen in het buitenland. Daarbij heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser geen positie, rol of profiel – bijvoorbeeld een beroeps- of burgerjournalist – heeft waardoor hij aandacht genereert van de autoriteiten. Eiser heeft verder ook geen concrete aanwijzingen aangedragen waaruit blijkt dat de Chinese autoriteiten op de hoogte zijn van zijn video’s op YouTube. Eiser heeft tijdens het gehoor, desgevraagd, ook bevestigd dat hij dergelijke aanwijzingen niet heeft (p. 22 gehoor opvolgende aanvraag). Eiser heeft tijdens het gehoor weliswaar ook verklaard dat zijn YouTube-account door de ‘Chinese communisten’ is afgesloten en dat hij via een ‘experiment’ heeft vastgesteld dat anderen zijn video’s niet kunnen zien, maar hij heeft deze stelling verder niet onderbouwd en onvoldoende geconcretiseerd, zodat verweerder dit niet hoefde te volgen. Voor zover eiser stelt dat uit de onder 7.5. bedoelde stukken volgt dat de Chinese autoriteiten naar hem op zoek zijn, overweegt de rechtbank dat onder 7.5. reeds is geoordeeld dat deze stukken onvoldoende objectief en verifieerbaar zijn om te kunnen fungeren als onderbouwing van zijn stellingen. Verder geldt nog dat hiervoor al is geoordeeld dat verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat eiser in de negatieve belangstelling staat van de Chinese autoriteiten vanwege zijn informatievergaring over het coronavirus.
8.4.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op dit moment in Nederland in de negatieve belangstelling staat van de Chinese autoriteiten vanwege zijn politieke overtuiging en uitingen daarvan (op YouTube). Eiser heeft verder ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer op het vliegveld in China in de negatieve belangstelling van de Chinese autoriteiten terecht zal komen vanwege zijn politieke overtuiging. Eiser heeft zijn eerst ter zitting geponeerde stelling dat hij bij aankomst op het vliegveld gevaar loopt omdat hij uit een westers land komt waar hij asiel heeft aangevraagd niet onderbouwd. Zo heeft hij geen landeninformatie ingebracht waaruit blijkt dat alle Chinezen die terugkeren uit de Europese Unie structureel aan een (intensieve) controle worden onderworpen. Verder geldt, zoals hiervoor al is overwogen, dat niet aannemelijk is dat de Chinese autoriteiten op de hoogte zijn van eisers politieke overtuiging en uitingen en informatievergaring over het coronavirus en dat eiser geen positie/profiel heeft waardoor hij aandacht genereert van de Chinese autoriteten.
8.5.
Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank voorts terecht, op basis van een risico-inschatting die in overeenstemming is met het arrest van het Hof van 21 september 2023 en het IB 2024/10, op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Chinese autoriteiten na terugkeer van eiser ín China op de hoogte zullen raken van, laat staan negatieve belangstelling zullen krijgen voor, eisers politieke overtuiging en informatievergaring. Eiser heeft namelijk tijdens het gehoor, desgevraagd, verklaard dat hij in China niet zal doorgaan met het plaatsen van berichten over zijn politieke overtuiging (p. 24 gehoor opvolgende aanvraag). Op basis hiervan mocht verweerder aannemen dat eiser niet de bedoeling heeft om zich in China politiek te uiten over de autoriteiten en het coronabeleid. Verder heeft verweerder er in dit verband terecht op gewezen dat eiser zijn politieke overtuiging in China al had, maar dat hij die daar niet heeft geuit en dit pas in Nederland voor het eerst heeft gedaan, en dat eiser zijn vergaarde kennis over het coronavirus in China bewust voor zich heeft gehouden en op zoek is gegaan naar de autoriteiten van een westers land om die kennis mee te delen.
8.6.
Voor het eerst in beroep heeft eiser aangevoerd dat hij weliswaar heeft verklaard dat hij zich in China niet politiek zal uiten, maar dat er door zijn psychotische stoornis een risico bestaat dat hij zich daar toch (ongewild/onbewust) politiek zal uiten. De rechtbank volgt verweerder in zijn ter zitting ingenomen standpunt dat eiser niet met medische stukken heeft onderbouwd dat hij door zijn psychotische stoornis onvoldoende omgevingsbewust is, geen impulscontrole heeft of zich anderszins niet kan inhouden waardoor er een risico bestaat dat hij in China ongewild of onbewust politieke uitingen zal doen die hem in gevaar kunnen brengen. De in dit verband door eiser overgelegde verklaring van [persoon A] , arts, vormt geen toereikende onderbouwing van eisers vrees. Weliswaar is daarin in algemene zin vermeld dat mensen met een psychose een gebrekkige realiteitstoetsing hebben waardoor zij niet altijd goed weten wat wel en niet gevaarlijk is om te doen, maar deze arts heeft geen onderzoek gedaan naar de specifieke situatie van eiser en heeft zich niet uitgelaten over de vraag of bij eiser het risico bestaat dat hij zich in China vanuit zijn stoornis zal uiten op een wijze die gevaarlijk voor hem zou kunnen zijn.
8.7.
Tot slot overweegt de rechtbank dat het door eiser ingebrachte rapport van [persoon B] niet kan leiden tot andere oordelen dan hiervoor vermeld, alleen al niet omdat in dit rapport wordt uitgegaan van de situatie dat eiser zich in China in het openbaar zal blijven uiten over zijn politieke overtuiging en ideeën ten aanzien van corona. Hiervoor (onder 8.5. en 8.6.) is echter al geoordeeld dat verweerder terecht heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich bij terugkeer naar China politiek (onder andere over het coronavirus) zal uiten.
8.8.
De onder 8.2. weergegeven beroepsgronden slagen, gezien al het voorgaande, niet.
Slotsom
9. De slotsom is dat de beroepsgronden niet leiden tot het oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er zich geen asielgrond voordoet in de zin van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gezien het voorgaande ongegrond. Het bestreden besluit, waarbij de asielaanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond, blijft in stand. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Feijtel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.