ECLI:NL:RBDHA:2025:21729

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
NL24.24786
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Tamil uit Sri Lanka met medische problemen en geloofwaardigheidsbeoordeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 17 november 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, een Tamil uit Sri Lanka, behandeld. Eiser heeft op 10 juni 2022 asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag werd op 26 mei 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als ongegrond. Eiser betwist deze afwijzing en voert verschillende beroepsgronden aan, waaronder de inzet van een geschikte tolk tijdens het nader gehoor en de beoordeling van zijn medische problemen. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met de medische problemen van eiser en dat de inzet van een B2-registertolk tijdens het gehoor niet onterecht was. De rechtbank concludeert dat de minister de geloofwaardigheid van eisers lidmaatschap van het Tamil National People’s Front (TNPF) en de aanval tijdens een demonstratie op 16 maart 2022 terecht ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank wijst erop dat eiser wisselend heeft verklaard over zijn politieke betrokkenheid en de omstandigheden van de aanval. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.24786

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 november 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. E. Derksen),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. R.M. Koning).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. [2] Eiser is het daar niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Tijdens het nader gehoor heeft de minister een geschikte tolk ingezet en voldoende rekening gehouden met de medische problemen van eiser. Ook bij de besluitvorming heeft de minister voldoende rekening gehouden met de medische problemen van eiser. Verder mocht de minister het actieve lidmaatschap van eiser voor het Tamil National People’s Front (TNPF), de aanval tijdens de demonstratie van 16 maart 2022 en zijn problemen met het Sri Lankaanse Criminal Investigation Department (CID) ongeloofwaardig achten. In het verlengde hiervan had de minister eiser geen forensisch medisch onderzoek (FMO) moeten aanbieden en hem geen verblijfsvergunning moeten verlenen op de grond dat hij verdragsvluchteling is. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop van deze zaak. Onder 3 staat een beschrijving van het asielrelaas van eiser en onder 4 staat waarom de minister de asielaanvraag heeft afgewezen. De beoordeling van de beroepsgronden volgt vanaf overweging 5. Aan het einde van de uitspraak staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 10 juni 2022 een asielaanvraag ingediend. De minister heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 26 mei 2024 afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 15 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft de Sri Lankaanse nationaliteit, behoort tot de Tamil-bevolkingsgroep en is geboren op [geboortedatum] 1983. In Sri Lanka heeft eiser deelgenomen aan verschillende demonstraties vanuit de Tamilbeweging. Sinds enkele jaren is eiser ook lid van het TNPF, een politieke partij die is gelieerd aan de Tamilbeweging. Tijdens zijn deelname aan demonstraties van de Tamilbeweging is eiser slachtoffer geworden van geweld en nadien heeft hij een waarschuwing gehad van de Sri Lankaanse autoriteiten. Eiser heeft in maart 2022 voor het laatst aan een demonstratie deelgenomen. Eiser is tijdens die demonstratie mishandeld en op zijn hoofd geraakt door een fles, als gevolg waarvan hij naar het ziekenhuis moest. Hij heeft hier ook littekens aan overgehouden. Toen eiser weer thuis was, zijn er twee personen van het CID bij hem aan de deur geweest. Nog voordat deze personen konden binnentreden, wist eiser te ontsnappen. Hij heeft toen een tijdje op een schuiladres verbleven en is daarna onder het mom van een bezoek aan een bruiloft naar Nederland gevlucht.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
(1) Identiteit, nationaliteit en herkomst;
(2) Actief lidmaatschap van het TNPF;
(3) Aanval tijdens de demonstratie op 16 maart 2022;
(4) Problemen met het CID.
4.1.
De minister stelt zich hierover op het volgende standpunt. De minister vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De minister vindt het ook geloofwaardig dat eiser in Sri Lanka heeft deelgenomen aan demonstraties. De minister vindt het echter niet geloofwaardig dat eiser actief lid was van het TNPF, dat hij tijdens de demonstratie op 16 maart 2022 is aangevallen en dat hij problemen heeft gehad met het CID. De minister heeft vervolgens getoetst of eiser op basis van zijn identiteit, nationaliteit en herkomst of op basis van zijn eerdere deelname aan demonstraties vreest voor vervolging of voor ernstige schade. Dat is volgens de minister niet het geval. Daarom heeft de minister de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Heeft de minister tijdens het nader gehoor een geschikte tolk ingezet?
5. Eiser betoogt dat de minister tijdens het nader gehoor geen geschikte tolk heeft ingezet. In de eerste plaats blijkt uit het voornemen en het bestreden besluit niet waarom de minister tijdens het eerste gedeelte van het nader gehoor geen C1-registertolk heeft ingezet en dus ook niet of de inzet van een B2-registertolk in lijn is met de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv). Verder stelt eiser dat hij door de inzet van een B2-registertolk in zijn belangen is geschaad. De tolk kende veel in Sri Lanka gangbare termen niet en eiser heeft veel correcties en aanvullingen op het verslag van het nader gehoor moeten indienen. Het valt hierdoor niet uit te sluiten dat eiser onvoldoende in de gelegenheid is geweest om te verklaren. De minister mag daarom niet zonder meer uitgaan van de verklaringen van eiser zoals vastgelegd in het verslag van het nader gehoor en had de correcties en aanvullingen moeten betrekken in de besluitvorming.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat hij tijdens beide delen van het nader gehoor gebruik heeft gemaakt van geschikte tolken. De rechtbank stelt vast dat beide tolken in het tolkenregister staan ingeschreven en dus registertolken zijn. Uit de Wbtv volgt (slechts) dat de minister gehouden is om tijdens het nader gehoor gebruik te maken van een registertolk. [3] De rechtbank leidt uit de Wbtv niet af dat de minister gehouden is om te allen tijde of zoveel mogelijk gebruik te maken van een C1-registertolk. De rechtbank ziet daarom niet in waarom de minister tijdens het eerste gedeelte van het nader gehoor geen gebruik mocht maken van een B2-registertolk. De rechtbank ziet ook geen reden om aan te nemen dat tijdens het eerste gedeelte van het nader gehoor sprake was van vertaal- of communicatieproblemen. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt niet van dergelijke problemen en de minister wijst er terecht op dat eiser bij aanvang van het nader gehoor heeft verklaard de tolk goed te kunnen verstaan. [4] Dat eiser na afloop van het gehoor veel correcties en aanvullingen heeft ingediend, maakt dit niet anders. Dit hoeft immers niet noodzakelijkerwijs het gevolg te zijn van de gestelde gebrekkige kwaliteit van de tolk, maar kan ook het gevolg zijn van beperkte verklaringen van eiser tijdens het nader gehoor en de nadien ontstane wens om zijn gehoor aan te vullen. De minister had daarom niet zonder meer moeten uitgaan van de door eiser ingediende correcties en aanvullingen.
Heeft de minister tijdens het nader gehoor en in de besluitvorming voldoende rekening gehouden met de medische problemen van eiser?
6. Eiser betoogt dat de minister tijdens het nader gehoor en in de besluitvorming onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn medische problemen. MediFirst heeft op 19 juli 2023 een (tweede) medisch advies over eiser uitgebracht. Het is allereerst niet gebleken dat de minister hiermee tijdens het nader gehoor bekend was, zodat onduidelijk is in hoeverre tijdens het nader gehoor rekening is gehouden met de medische beperkingen die uit het medisch advies blijken. Zo heeft de minister bijvoorbeeld, gelet op de concentratie- en hoofdpijnklachten van eiser, onvoldoende doorgevraagd. Daarnaast heeft de minister niet gemotiveerd op welke manier hij in de besluitvorming rekening heeft gehouden met de medische beperkingen van eiser. Dat is in het geval van eiser bijzonder kwalijk, omdat in het medisch advies wordt vermeld dat eiser bekend is met psychische decompensatie. De stelling van de minister dat eiser deze psychische klacht zelf bij MediFirst heeft benoemd en deze niet door de arts is vastgesteld, maakt dat niet anders. Zo bezien doet deze stelling zelfs afbreuk aan de betrouwbaarheid van het medisch advies. De minister mag daarom niet zonder meer uitgaan van de verklaringen van eiser tijdens het nader gehoor. Hij had eiser daarom opnieuw moeten horen en een nieuw voornemen moeten uitbrengen.
6.1.
Dit betoog slaagt niet. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat hij tijdens het nader gehoor en in de besluitvorming voldoende rekening heeft gehouden met de medische problemen van eiser. Hoewel het MediFirst-advies van 19 juli 2023 niet met zoveel woorden in het nader gehoor is benoemd, ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat de hoormedewerker niet met dit advies bekend was. Eiser heeft die stelling ook niet onderbouwd. Verder volgen uit dit MediFirst-advies enkele beperkingen en adviezen voor het nader gehoor. De hoormedewerker werd geadviseerd eiser de ruimte te geven om tijdens het gehoor te gaan staan (vanwege voetklachten), de gelegenheid te geven om meegebrachte medicatie tegen hoofdpijn in te nemen (als hij hoofdpijnklachten ervaart), een pauze in te lassen (als eiser aangeeft dat hij moe is) en eiser langer de tijd te geven om op een antwoord te komen en ruimte te geven voor emoties. [5] MediFirst heeft niet geadviseerd om bij eiser vanwege medische klachten meer door te vragen op gegeven antwoorden dan bij andere vreemdelingen, zodat de rechtbank niet inziet waarom de minister gehouden was om verder door te vragen op de antwoorden die eiser tijdens het gehoor gaf dan hij nu heeft gedaan. Uit het MediFirst-advies blijken geen beperkingen voor het beslissen. Daarnaast heeft eiser niet onderbouwd dat hij psychische klachten heeft, zodat de minister daar tijdens het nader gehoor en in de besluitvorming ook geen rekening mee had moeten houden. Eiser heeft weliswaar bij MediFirst aangegeven dat hij “psychisch kan decompenseren” bij een negatieve beschikking, maar de minister wijst er terecht op dat deze klacht tijdens het medisch onderzoek door MediFirst slechts door eiser is benoemd, en (dus) niet is gediagnosticeerd. Voor zover eiser heeft willen stellen dat MediFirst deze psychische klachten heeft gemist en het MediFirst-advies zodoende ondeugdelijk is, heeft eiser ook niet op een andere manier – door middel van bijvoorbeeld een behandelverklaring van een psycholoog of psychiater – onderbouwd dat hij psychische decompensatieklachten heeft. De rechtbank ziet dan ook geen reden waarom de minister niet mag uitgaan van het MediFirst-advies om de reden dat de gestelde psychische klachten hierin niet zijn gediagnosticeerd.
Had de minister het actief lidmaatschap van het TNPF (het tweede asielelement) geloofwaardig moeten vinden?
7. Eiser betoogt dat de minister zijn actief lidmaatschap van het TNPF geloofwaardig had moeten vinden. Eiser heeft tijdens het nader gehoor verklaard lid te zijn geweest van de Tamil National Alliance (TNA), en heeft dit later gecorrigeerd naar het TNPF. Tijdens het nader gehoor is hem gevraagd het logo van de TNA te schetsen en dat heeft hij gedaan. Anders dan de minister heeft overwogen, had het niet voor de hand gelegen dat eiser op dat moment het logo van het TNPF zou schetsen: het logo van de TNA vertegenwoordigt de meerderheid van de Tamilpartijen in Sri Lanka en wordt ook gebruikt bij allerlei activiteiten van de Tamilbeweging. Verder stelt eiser tijdens het nader gehoor geen namen te hebben genoemd van Tamilpartijen die niet bestaan. Het ligt voor de hand dat de tolk de door eiser genoemde politieke partijen niet goed heeft vertaald of herkend, mede gelet op het feit dat de namen van deze partijen ook niet in correct Tamil zijn genoteerd. Tot slot stelt eiser niet wisselend te hebben verklaard over de start en de aanleiding van zijn activiteiten voor het TNPF. Eiser heeft in zijn verklaringen duidelijk toegelicht welke gebeurtenissen hebben geleid tot zijn actieve inzet voor het TNPF. Lid zijn van een partij betekent in de Sri Lankaanse politieke context bovendien dat je een politieke functie bekleedt en dat deed eiser niet. Hij verstrekte humanitaire hulp, was actief bij demonstraties en woonde bijeenkomsten ter voorbereiding op die demonstraties bij. De minister heeft de verklaringen van eiser onvoldoende in die context beoordeeld.
7.1.
Dit betoog slaagt niet. De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat eisers lidmaatschap van het TNPF ongeloofwaardig is. De minister werpt in de eerste plaats terecht tegen dat eiser wisselend heeft verklaard over van welke politieke partij hij actief lid was. Eiser heeft tijdens het nader gehoord verklaard dat hij lid was van de TNA, [6] in welk verband de hoormedewerker aan eiser ook heeft gevraagd het logo van de TNA te schetsen. [7] Pas in de correcties en aanvullingen heeft eiser die verklaring gecorrigeerd en gesteld dat hij lid was van het TNPF. [8] Hoewel eiser op zichzelf genomen terecht stelt dat hij het logo heeft geschetst waar de hoormedewerker naar vroeg, begrijpt de rechtbank de tegenwerping van de minister zo dat het voor de hand had gelegen dat eiser tijdens het gehoor het logo van het TNPF had geschetst als zijn eerdere verklaring (dat hij lid was van de TNA) slechts berustte op een verspreking. Achteraf is gebleken dat eiser tijdens het gehoor consequent heeft verklaard over een politieke partij waarvan hij geen lid was. Dat mocht de minister, in het licht van het gestelde actieve lidmaatschap van die partij, opmerkelijk vinden. Dat het logo van de TNA een overkoepelend logo voor de Tamilbeweging is of was, doet daar niet aan af. Het TNPF heeft immers een eigen logo (zoals ook blijkt uit de door eiser overgelegde intekenlijst). Verder mocht de minister aan eiser tegenwerpen dat hij namen van politieke partijen heeft genoemd die niet vindbaar zijn. De rechtbank ziet geen reden voor het oordeel dat dit te wijten zou zijn aan de tolk. Afgezien nog van het feit dat de rechtbank hiervoor (onder 5.1) al overwoog dat niet is gebleken van vertaalproblemen, is het niet aan de tolk om verklaringen van eiser – zoals namen van politieke partijen – aan te vullen of te corrigeren. Tot slot werpt de minister terecht tegen dat eiser wisselend verklaarde over het moment waarop hij actief lid van een politieke partij is geworden. Eiser heeft immers tijdens het aanmeldgehoor verklaard dat hij sinds 2017 lid was van de TNA, [9] terwijl hij tijdens het nader gehoor verklaart dat hij sinds 2020 lid was van de TNA. [10] Dat onder ‘lid van een politieke partij’ in Sri Lanka iets anders wordt verstaan dan in Nederland en betekent dat je een openbare functie bekleedt, rechtvaardigt deze tegenstrijdigheid niet. Het is immers niet gesteld of gebleken dat eiser voor de TNA of het TNPF een openbare functie heeft bekleed, zodat niet valt in te zien waarom eiser zich dan als lid van een van deze partijen presenteert.
Mocht de minister de aanval tijdens de demonstratie op 16 maart 2022 (het derde asielelement) ongeloofwaardig vinden?
8. Eiser betoogt dat de minister de aanval tijdens de demonstratie op 16 maart 2022 geloofwaardig had moeten vinden. De minister werpt allereerst ten onrechte tegen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de datum van de demonstratie. Het is juist dat eiser zich in eerste instantie in de datum heeft vergist en 15 maart 2022 als datum van de demonstratie heeft genoemd. Op die datum vond slechts een voorbereidingsbijeenkomst voor deze demonstratie plaats. [11] Deze vergissing kan eiser, gelet op zijn medische situatie, niet worden aangerekend. Verder werpt de minister ten onrechte tegen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over naar welk ziekenhuis hij na de aanval is gebracht. De demonstratie vond plaats bij een bushalte tussen Hospital Road en Clock Tower Road in Jaffna, en op 100 meter van die bushalte staat het overheidsziekenhuis. Eiser is echter niet naar dit ziekenhuis gebracht, maar naar het ziekenhuis Giri Medicals in Chundikuli. [12]
8.1.
Dit betoog slaagt niet. De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat de aanval tijdens de demonstratie van 16 maart 2022 ongeloofwaardig is. De rechtbank kan eiser volgen in zijn betoog dat de wisselende verklaring over de datum van demonstratie een vergissing was, gelet op het feit dat de verklaringen van eiser hierover slechts één dag verschillen. De rechtbank kan eiser, voor zover de minister dat aan hem heeft tegengeworpen, ook volgen in zijn stelling dat hij nog tijdens het nader gehoor de naam van de arts die hem in het ziekenhuis heeft behandeld heeft gecorrigeerd. [13] Daar staat echter tegenover dat de minister onbetwist heeft tegengeworpen dat eiser wisselend heeft verklaard over het voorwerp waarmee hij tijdens de demonstratie is geraakt (een molotovcocktail [14] of een lege colafles [15] ), dat eiser wisselend heeft verklaard over door wie hij is aangevallen, en dat de rechtbank eiser niet volgt in zijn betoog dat hij eenduidig heeft verklaard over het ziekenhuis waar hij na de aanval naartoe is gebracht. Op de vraag naar welk ziekenhuis eiser is gebracht, antwoordde hij dat op 100 meter van de demonstratie een ziekenhuis was. [16] Hoewel eiser daarmee strikt genomen niet antwoordt dat hij ook naar dit ziekenhuis is gebracht, mocht de minister uit de context van de vraagstelling afleiden dat hij dat wel heeft bedoeld te verklaren. De minister wijst er terecht op dat dit niet in overeenstemming is met de behandelverklaring die eiser bij de correcties en aanvullingen heeft overgelegd, omdat deze is opgesteld door een arts in een ziekenhuis op 3,5 km van de locatie van de demonstratie. De minister stelt zich daarom niet ten onrechte en bovendien onbetwist op het standpunt dat deze twee wisselende verklaringen de ongeloofwaardigheid van dit asielelement alleen al kunnen dragen.
Mocht de minister de problemen met het CID (het vierde asielelement) ongeloofwaardig vinden?
9. Eiser betoogt dat de minister de problemen met het CID geloofwaardig had moeten vinden. Voor wat betreft de tegengeworpen wisselende verklaring van eiser over de datum van het huisbezoek van het CID valt niet uit te sluiten dat deze is veroorzaakt door een vertaalfout of een vergissing van eiser die hem, gelet op het MediFirst-advies, niet kan worden aangerekend. Verder kan eiser niet worden tegengeworpen dat hij zonder problemen een paspoort heeft kunnen aanvragen, omdat dit paspoort is afgegeven op 2 november 2021 en dat was ruim vóór het huisbezoek van het CID. Tot slot mag de minister in dit verband niet aan eiser tegenwerpen dat hij Sri Lanka legaal heeft kunnen verlaten. De minister stelt weliswaar dat hieruit kan worden afgeleid dat eiser niet wordt gezocht door het CID of door de Sri Lankaanse autoriteiten. Uit de verklaringen van eiser blijkt dat de autoriteiten hem bij uitreis voor verhoor wilden meenemen, maar dat er nog geen formele aanklacht was.
9.1.
Dit betoog slaagt niet. De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat de problemen met het CID ongeloofwaardig zijn. Hoewel aan eiser kan worden toegegeven dat het verstrekken van een paspoort op 2 november 2021 op zichzelf niets zegt over het huisbezoek door het CID enkele maanden later, heeft de minister – los nog van de vraag of hij het probleemloos verkrijgen van een paspoort aan eiser mocht tegenwerpen – voor het overige voldoende gemotiveerd waarom hij eiser op dit punt niet gelooft. De minister stelt in de eerste plaats terecht dat eiser wisselend heeft verklaard over de datum van dit huisbezoek. Eiser heeft – gelet op het feit dat deze tegenwerping is gekoppeld aan de onder 8.1 genoemde tegenwerping over de datum van de demonstratie – in ieder geval twee verschillende data genoemd waarop het huisbezoek heeft plaatsgevonden: dezelfde avond als de demonstratie [17] of de dag daarna. [18] De minister mocht dit ook aan eiser tegenwerpen. Uit het MediFirst-advies blijkt, anders dan eiser stelt, immers niet dat eiser moeite heeft om over data te verklaren. Eiser heeft, anders dan bij de tegenwerping over de datum van de demonstratie onder 8.1, hiermee niet alleen wisselend over de datum verklaard, maar ook over de tijd die verstreek tussen de demonstratie en het huisbezoek (enkele uren tot meer dan een dag). Verder mocht de minister aan eiser tegenwerpen dat het opmerkelijk is dat hij Sri Lanka legaal heeft kunnen uitreizen. Eiser heeft verklaard dat hij door het CID werd gezocht en dat zij daarvoor zelfs bij hem én bij zijn buren aan de deur zijn geweest. [19] In dat geval valt niet in te zien waarom de Sri Lankaanse autoriteiten hem zouden laten gaan als hij het land wil verlaten. Dat (nog) geen sprake was van een aanhoudingsbevel, doet daar niet aan af, mede gelet op het feit dat bij het huisbezoek door het CID van een aanhoudingsbevel ook (nog) geen sprake lijkt te zijn geweest. [20]
Had de minister eiser een FMO moeten aanbieden?
10. Eiser betoogt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij hem geen FMO heeft aangeboden. Hoewel de minister een zekere beoordelingsruimte heeft bij de vraag of hij vreemdelingen een FMO aanbiedt, [21] kon de minister daar in het geval van eiser – gelet op het beleid [22] – niet aan voorbijgaan. Er zijn voldoende indicaties en aanknopingspunten voor het bestaan van traumaproblematiek die verband houdt met de gebeurtenissen in Sri Lanka: meerdere MediFirst-adviezen, een calamiteitenmelding en (foto’s van) littekens die verband houden met het geweld tijdens de demonstratie van 16 maart 2022.
10.1.
De minister biedt een FMO aan als hij dat relevant acht. [23] Bij de vraag of de minister een FMO relevant acht, heeft hij dus – zoals eiser terecht stelt – een ruime beoordelingsmarge. [24] De minister kijkt onder meer naar de aanwezigheid van significante fysieke en/of psychische sporen, maar ook naar de vraag of de uitslag van een FMO van doorslaggevend belang is voor de beslissing op de aanvraag. Daarom zal de minister veelal eerst een oordeel over de geloofwaardigheid van het asielrelaas van de vreemdeling moeten vormen, voordat hij kan beslissen of een FMO relevant is. [25]
10.2.
De beroepsgrond slaagt niet. De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat hij geen FMO aan eiser had moeten aanbieden. Eiser heeft onderbouwd dat hij littekens heeft, maar – mede gelet op wat onder 6.1 is overwogen – niet dat hij psychische problemen heeft. Het bestaan van deze littekens wordt door de minister ook niet betwist. Een FMO zou dus slechts van belang kunnen zijn om de littekens van eiser te onderzoeken tegen de achtergrond van wat hij over de aanval tijdens de demonstratie van 16 maart 2022 heeft verklaard. Gelet op wat onder 8.1 is overwogen heeft de minister deze aanval echter op verschillende gronden ongeloofwaardig mogen vinden, waaronder het feit dat eiser wisselend heeft verklaard over door wie en met welk voorwerp hij tijdens deze demonstratie is aangevallen. Zelfs dus als een FMO duidelijkheid zou verschaffen over de wijze waarop deze littekens zijn ontstaan, zouden daarmee niet alle wisselende verklaringen van eiser over de aanval worden weggenomen. Uit een FMO zal immers niet volgen door wie eiser is aangevallen en een FMO zal ook niet ophelderen naar welk ziekenhuis eiser daadwerkelijk is gebracht. De rechtbank ziet daarom niet in wat een FMO aan de onderbouwing van het asielrelaas zou toevoegen, zodat de minister het verzoek van eiser om een FMO mocht afwijzen met een verwijzing naar de ongeloofwaardigheid van het asielrelaas. De verwijzing van eiser op zitting naar het arrest Barouk [26] maakt het voorgaande niet anders. Uit dat arrest volgt immers slechts dat de rechtbank de bevoegdheid moet hebben om een medisch onderzoek te gelasten. Die bevoegdheid heeft zij ook, [27] maar zij ziet – gelet op het voorgaande – geen aanleiding om van die bevoegdheid gebruik te maken.
Is eiser vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag?
11. Eiser betoogt dat de minister hem had moeten aanmerken als verdragsvluchteling vanwege zijn politieke overtuiging. Eiser neemt vanuit deze politieke overtuiging in Nederland deel aan demonstraties en herdenkingen van het Tamil Forum en het Tamil Coordinating Committee (TCC), die streven naar een onafhankelijke staat voor de Tamils (Tamil Eelam). Beide organisaties staan in de negatieve aandacht van de Sri Lankaanse autoriteiten, waarbij het TCC zelfs als terroristische organisatie wordt gezien. Hieraan heeft bijgedragen dat de Nederlandse strafrechter belangrijke leden van het TCC heeft veroordeeld voor ondersteuning van en deelname aan een criminele organisatie. [28] Verder heeft de minister de informatie uit het Thematisch ambtsbericht Tamils uit Sri Lanka van juni 2024 ten onrechte niet in de beoordeling betrokken. Anders dan de minister stelt, worden de activiteiten van eiser in Nederland door de Sri Lankaanse autoriteiten niet als marginaal gezien. Zij accepteren immers geen enkele uiting van separatistische opvattingen, zoals die van de Tamil Eelam-beweging. De Sri Lankaanse autoriteiten monitoren actief Tamils in binnen- en buitenland en hebben daarbij aandacht voor personen die prominent actief zijn voor verboden Tamilorganisaties of zich openlijk uitlaten voor een Tamil Eelam. [29] Tot slot wijst eiser erop dat hij een paspoort heeft en bij terugkeer naar Sri Lanka zal opvallen vanwege zijn lange verblijf in Nederland. Eiser wijst ter onderbouwing van die stelling op het feit dat de Sri Lankaanse autoriteiten een verhoogde aandacht hebben voor personen die terugkeren nadat zij het land op illegale wijze hebben verlaten, die terugkeren met een vervangend reisdocument of van wie de naam op een stop- of watchlist voorkomt. [30]
11.1.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van deze beroepsgrond voorop dat zij over de positie van (terugkerende) Tamils in Sri Lanka recentelijk meerdere uitspraken heeft gedaan. [31] Uit deze uitspraken volgt, steeds met verwijzing naar het Thematisch ambtsbericht Tamils in Sri Lanka, dat de situatie voor Tamils in Sri Lanka verbetert en dat in toenemende mate ruimte ontstaat voor (discussies over) Tamilherdenkingen en demonstraties. Het uitsluitend verlangen naar of het uitspreken van de wens om een Tamil Eelam leidt niet onmiddellijk tot vervolging. Het tonen van symbolen van de LTTE is nog wel steeds problematisch en kan in sommige gevallen tot arrestatie en/of kortdurende detentie leiden. Verder worden Tamils in binnen- en buitenland tot op zekere hoogte door de Sri Lankaanse autoriteiten gemonitord, maar gaat de aandacht daarbij voornamelijk uit naar personen die prominent actief zijn voor verboden Tamilorganisaties of die zich openlijk hebben uitgelaten voor een onafhankelijk Tamil Eelam. Tot slot voeren de Sri Lankaanse autoriteiten op de luchthaven van Colombo ondervragingen uit met het oog op criminele antecedenten en activiteiten in het buitenland, zoals activiteiten voor Tamilorganisaties. Ondervragingen op de luchthaven kunnen soms enkele uren duren, waarna terugkeerders de luchthaven mogen verlaten.
11.2.
De beroepsgrond slaagt niet. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat eiser geen vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag is. Uit de verklaringen van eiser blijkt dat hij in Sri Lanka heeft deelgenomen aan demonstraties en dat hij tijdens die demonstraties in contact is gekomen met de autoriteiten, maar het is – gelet ook op wat onder 9.1 is overwogen – niet geloofwaardig dat eiser vanwege deze demonstraties is vervolgd of dat de Sri Lankaanse autoriteiten dat nog zullen doen. De minister stelt verder terecht dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Sri Lankaanse autoriteiten op de hoogte zijn geraakt van zijn activiteiten in Nederland, omdat eiser zich niet prominent inzet voor een Tamil Eelam. Hij verklaart mee te doen aan herdenkingsdagen en andere politieke activiteiten, maar daar geen speciale taken te hebben. [32] Gelet op het feit dat eiser bij terugkeer naar Sri Lanka dezelfde activiteiten wil gaan verrichten als in Nederland, [33] is het in het verlengde hiervan niet aannemelijk dat hij vanwege zijn politieke overtuiging nog in de negatieve belangstelling van de autoriteiten zal komen te staan. Tot slot wijst de minister er terecht op dat het verblijf van eiser in het buitenland reden kan zijn voor een korte ondervraging op de luchthaven, maar omdat eiser of zijn familie geen banden hebben met de Tamiltijgers (LTTE) en eisers reisdocumenten niet ontbreken, is het niet aannemelijk dat eiser tijdens die ondervraging zal worden vervolgd in de zin van het Vluchtelingenverdrag.
Loopt eiser in Sri Lanka een reëel risico op ernstige schade?
12. Eiser betoogt dat de minister had moeten aannemen dat hij in Sri Lanka een reëel risico op ernstige schade loopt. Uit artikel 31, vijfde lid, van de Vw 2000 volgt immers dat een vreemdeling die in het verleden is geconfronteerd met traumatische gebeurtenissen en op grond van hiermee verbonden psychische problematiek niet kan terugkeren naar zijn land van herkomst in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning. Dat is bij eiser aan de orde: hij is ernstig mishandeld door de autoriteiten en kan hier geen bescherming tegen krijgen. De minister heeft dit in het bestreden besluit niet onderkend.
12.1.
Anders dan eiser heeft betoogd, volgt uit artikel 31, vijfde lid, van de Vw 2000 dat de omstandigheid dat de vreemdeling in het verleden is blootgesteld aan een vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of ernstige schade, een aanwijzing is dat zijn vrees voor vervolging of ernstige schade gegrond is. Gelet op het oordeel dat de minister het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig mocht vinden, is die situatie niet aan de orde. Voor zover eiser met dit betoog echter een beroep heeft willen doen op het traumatabeleid uit paragraaf C2/3.3.2.2 van de Vc 2000, slaagt dit betoog evenmin. De minister stelt zich immers terecht en onbetwist op het standpunt dat eiser niet aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning op grond van het traumatabeleid voldoet.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de afwijzing van zijn asielaanvraag in stand blijft. De minister hoeft de proceskosten van eiser niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Zoals bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
3.Dat staat in artikel 28, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wbtv.
4.Zie het verslag van het nader gehoor van 1 augustus 2023, p. 2.
5.Zie het MediFirst-advies van 19 juli 2023, p. 2.
6.Zie het verslag van het nader gehoor van 1 augustus 2023, onder meer p. 4.
7.Zie het verslag van het nader gehoor van 1 augustus 2023, p. 20.
8.Zie de correcties en aanvullingen op het nader gehoor, p. 3.
9.Zie het verslag van het aanmeldgehoor van 23 juli 2022, p. 6.
10.Zie het verslag van het nader gehoor van 1 augustus 2023, p. 4.
11.Eiser wijst ter onderbouwing op een overgelegde intekenlijst voor deze bijeenkomst.
12.Eiser wijst ter onderbouwing op de overgelegde verklaring van zijn behandelend arts in dit ziekenhuis.
13.Zie het verslag van het nader gehoor van 14 november 2023, p. 42.
14.Zie het verslag van het nader gehoor van 1 augustus 2023, p. 6.
15.Zie het verslag van het nader gehoor van 14 november 2023, p. 30.
16.Zie het verslag van het nader gehoor van 14 november 2023, p. 30.
17.Zie het verslag van het nader gehoor van 14 november 2023, p. 31.
18.Zie het verslag van het nader gehoor van 1 augustus 2023, p. 12.
19.Zie het verslag van het nader gehoor van 1 augustus 2023, p. 13.
20.Zie het verslag van het nader gehoor van 1 augustus 2023, p. 13.
21.Eiser wijst op ABRvS 7 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4098.
22.Eiser wijst op (het huidige) paragraaf C1/4.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000).
23.Dat volgt uit artikel 3.109e, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
24.ABRvS 7 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4098, r.o. 3.1.
25.ABRvS 5 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:898, r.o. 4.2, met verwijzing naar ABRvS 7 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1584.
26.HvJEU 3 april 2025, C-283/24, ECLI:EU:C:2025:236 (
27.Vergelijk artikel 8:47, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
28.Eiser wijst op het algemene ambtsbericht over Sri Lanka uit juli 2011 en juni 2013.
29.Eiser wijst op het Thematisch ambtsbericht Tamils in Sri Lanka van juni 2024, p. 69-70.
30.Eiser wijst op het Thematisch ambtsbericht Tamils in Sri Lanka van juni 2024, paragrafen 6.1, 6.2.4 en 6.5.
31.Zie bijvoorbeeld Rb. Den Haag (zp Arnhem) 30 september 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:18013; Rb. Den Haag (zp Arnhem) 11 juli 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:13361; Rb. Den Haag (zp Arnhem) 26 juni 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:11334; Rb. Den Haag (zp Arnhem) 12 juni 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:10275.
32.Zie het verslag van het nader gehoor van 14 november 2023, p. 38-39.
33.Zie het verslag van het nader gehoor van 14 november 2023, p. 39.