ECLI:NL:RBDHA:2025:22686

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2025
Publicatiedatum
1 december 2025
Zaaknummer
NL25.53107, NL25.53109
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvragen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eisers tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eerder heeft de rechtbank in een procedure te Zwolle geoordeeld dat de minister binnen zestien weken een besluit moest nemen op de asielaanvragen van de eisers. Indien de minister dit niet tijdig zou doen, zou hij een dwangsom van € 100,- per dag moeten betalen, met een maximum van € 15.000,-. De huidige zaak betreft een tweede beroep omdat de minister niet tijdig heeft beslist op de aanvragen van 11 februari 2024. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, en legt de minister een nieuwe beslistermijn van acht weken op, te rekenen vanaf de bekendmaking van deze uitspraak. Indien de minister niet binnen deze termijn beslist, is hij een dwangsom verschuldigd aan de eisers. De rechtbank stelt de proceskosten die de minister aan de eisers moet vergoeden vast op € 453,50. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en is gedaan door mr. A. Sibma, in aanwezigheid van griffier K.D.M. Nijholt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.53107, NL25.53109

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

Julio [naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. P.J. Schüller),
Mede namens hun minderjarige kinderen:

[naam],

[naam],
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In een eerdere procedure heeft deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, de beroepen van eisers tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond verklaard. De minister moest binnen een termijn van zestien weken alsnog een besluit nemen op de asielaanvragen. Daarbij heeft de rechtbank ook bepaald dat als de minister niet op tijd een besluit neemt, hij een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
1.1.
Deze uitspraak gaat over het tweede beroep dat eisers hebben ingediend, omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvragen van 11 februari 2024.
1.2.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
2. Voorafgaand aan het instellen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen moeten eisers de minister door middel van een ingebrekestelling laten weten dat hij binnen twee weken alsnog op de aanvragen moet beslissen. [2] Bij een tweede beroep tegen het niet tijdig beslissen op dezelfde aanvraag is een nieuwe ingebrekestelling niet nodig. [3]
3. In de uitspraak van 27 januari 2025 heeft de rechtbank de minister een beslistermijn opgelegd van zestien weken. De minister heeft niet binnen deze termijn een besluit op de aanvragen genomen.
4. Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?
5. De minister moet alsnog een besluit nemen op de aanvragen. [4] De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft geoordeeld dat bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’. [5]
6. De rechtbank oordeelt dat in de gevallen waarin, zoals hier, de bovengrens van 21 maanden [6] is overschreden een kortere beslistermijn passend is. Als uitgangspunt geldt dat de minister binnen een termijn van acht weken een besluit moet nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.
Welke dwangsom legt de rechtbank op?
7. De rechtbank legt alleen een rechterlijke dwangsom op. [7]
8. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvragen neemt, de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. [8] De rechtbank overweegt dat deze dwangsom redelijk is. De dwangsom is bedoeld als prikkel om het bestuursorgaan te bewegen een besluit te nemen. In de meeste gevallen is een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,- daarvoor voldoende. In het feit dat de eerder opgelegde dwangsom niet heeft geleid tot het nemen van een besluit ziet de rechtbank in dit geval geen aanleiding voor een verhoging van de dwangsom.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en de minister acht weken de tijd krijgt om alsnog een besluit te nemen. Doet de minister dat niet, dan is hij aan eisers gezamenlijk een dwangsom verschuldigd.
10. De minister moet de door eisers gezamenlijk gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [9]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om binnen acht weken na de dag van het bekendmaken van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvragen bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eisers gezamenlijk een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister in de gezamenlijke proceskosten van eisers tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van K.D.M. Nijholt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:12, aanhef en onder b, en artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2019:673.
4.Artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb.
6.Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
8.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
9.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.