In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eiseres had eerder een beroep ingesteld dat gegrond werd verklaard, waarbij de minister werd opgedragen om binnen zestien weken een besluit te nemen op haar asielaanvraag. De rechtbank had ook bepaald dat bij overschrijding van deze termijn een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 7.500,-, moest worden betaald.
In het tweede beroep, dat betrekking heeft op de asielaanvraag van 13 mei 2023, oordeelt de rechtbank dat de minister niet binnen de opgelegde termijn heeft beslist. De rechtbank stelt vast dat een nieuwe ingebrekestelling niet nodig is voor dit tweede beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De minister moet nu binnen een termijn van vier weken na de uitspraak een besluit nemen, rekening houdend met het ‘8+8 wekenmodel’ van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiseres vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.