5.1.Geopposeerde heeft in de ontvangstbevestiging van 3 augustus 2025 aangegeven dat de ingebrekestelling op 2 augustus 2025 is ontvangen.
6. De rechtbank overweegt dat het beroep ten onrechte buiten zitting is afgedaan omdat niet buiten redelijke twijfel zou zijn dat het beroep niet-ontvankelijk is. Op een zitting had kunnen worden besproken hoe het verschil moet worden geduid tussen de door opposante en geopposeerde genoemde data van ontvangst. Bovendien blijkt uit het dossier dat opposante bij het indienen van het beroep een processtuk heeft bijgesloten waaruit niet alleen de datum van de ingebrekestelling blijkt maar ook de datum waarop deze via elektronische weg werd ingezonden (en aldus door geopposeerde werd ontvangen), te weten 31 juli 2025. De rechtbank heeft dat ten onrechte niet onderkend.
7. De rechtbank is daarmee van oordeel dat het beroep niet tijdig beslissen niet ingevolge artikel 8:54 van de Awb kennelijk kon worden afgedaan.
8. Het verzet is kennelijk gegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak vervalt en dat de rechtbank het onderzoek hervat in de stand, waarin dat zich bevond voordat die buiten-zittinguitspraak werd gedaan. De rechtbank doet daarom op grond van artikel 8:55, tiende lid, van de Awb niet alleen uitspraak op het verzet, maar ook op het beroep.
9. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn om op de aanvraag te beslissen is verstreken.Opposant heeft geopposeerde, na het verstrijken van de termijn, gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen.Dat heeft geopposeerde niet gedaan en opposant heeft vervolgens beroep ingesteld.
10. Het beroep is daarom gegrond.
11. Geopposeerde moet alsnog een besluit nemen op de aanvraag.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft geoordeeld dat bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn rekening moet worden gehouden met het ‘8+8 wekenmodel’.
12. De rechtbank oordeelt dat in de gevallen waarin, zoals hier, de bovengrens van 21 maandenis overschreden een kortere beslistermijn passend is. Dit betekent dat geopposeerde binnen een termijn van acht weken een besluit moet nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.
Welke dwangsom legt de rechtbank op?
13. De rechtbank legt alleen een rechterlijke dwangsom op.
14. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat geopposeerde een dwangsom van
€ 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden. Hierbij geldt een maximum van € 15.000,-.