In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op haar asielaanvraag. Eiseres had eerder een procedure aangespannen, waarbij de rechtbank had bepaald dat de minister binnen zestien weken een besluit moest nemen. Indien de minister deze termijn overschreed, zou hij een dwangsom van € 100,- per dag moeten betalen, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres heeft nu een tweede beroep ingesteld omdat de minister niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 14 oktober 2023. De rechtbank heeft geoordeeld dat een nieuwe ingebrekestelling niet nodig was, aangezien het om een tweede beroep ging tegen hetzelfde besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet binnen de opgelegde termijn van zestien weken een besluit heeft genomen, waardoor het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De rechtbank legt de minister een nieuwe beslistermijn op van vier weken, te rekenen vanaf de bekendmaking van deze uitspraak. Tevens wordt de minister opnieuw een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 15.000,-. De proceskosten van eiseres worden vastgesteld op € 453,50.