Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
de minister van Asiel en Migratie
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Is er sprake van een motiveringsgebrek?
.
.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 19 februari 2025, wordt het beroep van eiser, Mohammad Abras, tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen, beoordeeld. De minister heeft dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft zijn beroep ingesteld omdat hij van mening is dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn ervaringen van mishandeling in Bulgarije en de slechte opvangomstandigheden voor asielzoekers daar.
De rechtbank heeft het beroep op 3 februari 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren, terwijl de minister vertegenwoordigd was. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat het besluit van de minister in stand blijft. De rechtbank stelt vast dat de minister voldoende gemotiveerd heeft gereageerd op de zorgen van eiser en dat er geen sprake is van een motiveringsgebrek. Eiser heeft niet aangetoond dat de omstandigheden in Bulgarije zodanig zijn dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden toegepast. De rechtbank wijst erop dat de minister niet verplicht was om de asielaanvraag van eiser vrijwillig in behandeling te nemen, aangezien eiser niet heeft aangetoond dat zijn medische klachten niet in Bulgarije behandeld kunnen worden.
De rechtbank concludeert dat de minister de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen en dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.