ECLI:NL:RVS:2025:376
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 16 december 2024. De rechtbank had eerder het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, nadat de minister van Asiel en Migratie op 24 oktober 2024 had besloten om de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Szirmai, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 3 februari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, wat betekent dat de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd.
De Afdeling verwijst ook naar een eerdere uitspraak van 27 juni 2024, waarin een rechtsvraag is beantwoord die relevant is voor deze zaak. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.