In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 27 september 2022 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister niet binnen de wettelijk vereiste termijn heeft beslist. De rechtbank wijst erop dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres had uiterlijk 13 juli 2023 aan de Franse autoriteiten moeten worden overgedragen, maar dit is niet tijdig gebeurd. De rechtbank stelt vast dat de minister per 14 juli 2023 verantwoordelijk is geworden voor de asielaanvraag van eiseres en dat de beslistermijn sindsdien is verstreken. De rechtbank legt de minister een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit op de asielaanvraag moet nemen. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50.