Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , V-nummer: [nummer] , eiseres
de Minister van Asiel en Migratie, de minister.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
rechtbank ziet in dit geval aanleiding van dit model af te wijken. De rechtbank overweegt
daartoe het volgende. Als in de onderhavige procedure een beslistermijn van 16 weken wordt opgelegd, eindigt deze termijn na de uit de Procedurerichtlijn [1] voortvloeiende
uiterlijke beslistermijn van 21 maanden. De rechtbank is van oordeel dat in de gevallen
waarin, zoals hier, toepassing van het 8+8-wekenmodel leidt tot overschrijding van die
bovengrens van 21 maanden, in beginsel een kortere termijn dan volgens het 8+8-
wekenmodel moet worden gegeven om een beslissing te nemen op de asielaanvraag.
Anderzijds blijft het van belang dat de beslissing op zorgvuldige wijze wordt genomen. De rechtbank zal daarom tot uitgangspunt nemen dat de minister in zo’n geval binnen acht weken op de asielaanvraag dient te beslissen. Bijzondere omstandigheden kunnen voor de rechtbank aanleiding zijn om van dit uitgangspunt af te wijken door de minister een andere termijn te geven. Op 8 augustus 2024 heeft met eiseres een nader gehoor plaatsgevonden. De rechtbank acht het niet onmogelijk voor de minister om op zorgvuldige wijze binnen vier weken een besluit te nemen. Dit betekent dat de minister binnen vier weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt de minister op binnen vier weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
- bepaalt dat de minister aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50.