In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 25 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de Minister van Asiel en Migratie. Eiser had eerder, op 21 november 2024, een beroep ingesteld dat gegrond werd verklaard, waarbij de minister een beslistermijn van acht weken werd opgelegd en een dwangsom van € 100,- per dag voor overschrijding van deze termijn. Eiser heeft op 10 februari 2025 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, ondanks dat de rechterlijke dwangsom van het vorige beroep nog niet volledig was verbeurd. De rechtbank heeft bepaald dat de minister binnen vier weken na de uitspraak een besluit moet nemen op de asielaanvraag en opnieuw een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Tevens zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 453,50.