ECLI:NL:RBDHA:2025:2918
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 9 januari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden en het onderzoek is gesloten.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De Europese Unie heeft regelgeving, vastgelegd in de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname gedaan aan Kroatië, dat dit verzoek heeft aanvaard. Eiser betoogt dat de minister niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat er geen structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Kroatië. De persoonlijke ervaringen van eiser bieden geen grond voor een ander oordeel.
Eiser stelt dat de minister zijn aanvraag onverplicht had moeten behandelen op basis van artikel 17 van de Dublinverordening, maar de rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere individuele omstandigheden zijn die de overdracht aan Kroatië van onevenredige hardheid getuigen. De minister heeft deugdelijk gemotiveerd dat de algemene omstandigheden in Kroatië en de persoonlijke ervaringen van eiser niet van betekenis zijn voor de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank concludeert dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.