In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Kirgizische asielzoekster, tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie om haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen. De rechtbank behandelt ook het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiseres heeft op 11 mei 2024 asiel aangevraagd in Nederland, maar haar aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Polen verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van haar aanvraag. Eiseres betoogt dat dit onterecht is, omdat zij een duurzame relatie heeft met haar partner, die inmiddels asiel heeft gekregen in Nederland. De rechtbank heeft de zaak op 18 februari 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, maar de verweerder niet. De rechtbank concludeert dat de minister ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening, omdat de omstandigheden van eiseres onvoldoende zijn meegewogen in de beslissing. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en worden de proceskosten van eiseres vergoed.