ECLI:NL:RBDHA:2025:4017

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
NL24.52107 en NL24.52108
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag en voorlopige voorziening van Somalische eiseres in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van een Somalische eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag beoordeeld. De eiseres, die op 13 mei 2024 asiel heeft aangevraagd in Nederland, heeft eerder op 16 april 2024 Frankrijk illegaal binnengekomen. De rechtbank oordeelt dat de minister van Asiel en Migratie, verweerder, de asielaanvraag niet in behandeling heeft genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de zaak op 27 februari 2025 behandeld, waarbij de eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk.

De rechtbank concludeert dat de bekendmaking van het besluit via het Portaal voor Advocaten rechtsgeldig was, ondanks de bezwaren van de eiseres. De rechtbank stelt vast dat de elektronische bekendmaking voldoet aan de wettelijke vereisten. Daarnaast wordt het argument van de eiseres dat het overnameverzoek aan Frankrijk onvolledig was, verworpen. De rechtbank oordeelt dat de persoonlijke omstandigheden van de eiseres, zoals het hebben van een minderjarige zoon in Nederland, niet voldoende zijn om de asielaanvraag naar Nederland te trekken op basis van artikel 17 van de Dublinverordening.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de eiseres kan worden overgedragen aan Frankrijk. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.52107 (beroep)
NL24.52108 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. L.M. Straver),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. R.R. Scholtens).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag. De voorzieningenrechter beoordeelt het verzoek van eiseres om een voorlopige voorziening. Eiseres stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1976. Zij heeft op 13 mei 2024 asiel aangevraagd in Nederland. Gebleken is dat eiseres op 16 april 2024 Frankrijk illegaal binnen is gereisd. De aankomst van eiseres in Frankrijk en vervolgens haar asielaanvraag in Nederland vonden plaats binnen een termijn van twaalf maanden. Verweerder heeft de asielaanvraag met het bestreden besluit van 24 december 2024 niet in behandeling genomen, omdat verweerder Frankrijk daarvoor verantwoordelijk acht.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 27 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, [naam 1] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waarover gaat deze uitspraak?
2. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of verweerder op goede gronden heeft besloten de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling te nemen. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. Het beroep van eiseres is dus ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Hoe is het besluit van verweerder tot stand gekomen?
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling, als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen, omdat op grond van de Dublinverordening Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling ervan. Op 4 juli 2024 heeft verweerder een verzoek om overname verstuurd naar Frankrijk. Frankrijk heeft hierop niet tijdig gereageerd. Dat staat gelijk aan het aanvaarden van het verzoek. Daarmee is de verantwoordelijkheid van Frankrijk op 5 september 2024 vast komen te staan. Op 5 september 2024 hebben de Franse autoriteiten het overnameverzoek bovendien alsnog geaccepteerd.
Heeft verweerder het bestreden besluit via de rechtsgeldige weg bekend gemaakt?
4. Eiseres voert aan dat verweerder het bestreden besluit niet rechtsgeldig bekend heeft gemaakt. Verweerder heeft de beschikking immers alleen via het Portaal voor Advocaten aan de gemachtigde van eiseres bekend gemaakt en niet per fax. Enerzijds voert eiseres hierover aan dat het bekendmaken van het besluit via het Portaal voor Advocaten geen wettelijke wijze van bekendmaken is. Anderzijds voert eiseres hierover aan dat haar gemachtigde wel akkoord is gegaan met het versturen van de beschikking via dit portaal, maar onder de voorwaarde dat de beschikking ook per fax wordt verstuurd, zoals dat ook blijkt uit de Handleiding Portaal voor Advocaten.
4.1
De rechtbank volgt eiseres niet. Uit zowel de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 2:14 van de Algemene wet bestuursrecht als vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat besluiten ook via de elektronische weg bekend kunnen worden gemaakt, wanneer kenbaar is gemaakt dat men langs de elektronische weg voldoende bereikbaar is. [2] Uit het voorgaande blijkt dat de beschikking op de juiste wijze kenbaar is gemaakt, namelijk langs de elektronische weg, door plaatsing in het Portaal voor Advocaten. Daarbij blijkt uit een door de gemachtigde van eiseres overgelegde e-mail dat zij een toestemmingsverklaring heeft ondertekend, waarmee zij is geautoriseerd voor het Portaal voor Advocaten. Daarmee heeft zij kenbaar gemaakt dat zij langs de elektronische weg bereikbaar is. Ter zitting stelde de gemachtigde van eiseres dat het Portaal voor Advocaten een pilot is en dat uit de handleiding voor dit portaal blijkt dat verweerder, naast bekendmaking van de beschikking via dit portaal, de beschikking ook per fax moet sturen. Volgens de rechtbank betekent dit echter niet dat bij het ontbreken van een beschikking per fax sprake is van een niet juiste wijze van bekendmaking. Die bekendmaking kan immers ook enkel op elektronische wijze plaatsvinden. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder met het uitbrengen van een tweede voornemen het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand laten komen?
5. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat verweerder op 17 oktober 2024 een tweede voornemen heeft gestuurd, dat identiek is aan het eerste voornemen. Verweerder heeft hierbij de op het eerste voornemen ingediende zienswijze en correcties en aanvullingen gepasseerd.
5.1
De rechtbank volgt eiseres niet. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het tweede voornemen per abuis is verstuurd. De rechtbank overweegt dat er weliswaar een tweede, identiek, voornemen is uitgebracht, maar het voornemen is niet de beschikking. Derhalve voldoet het tweede voornemen, net als het eerste voornemen, aan de criteria die de Afdeling daaraan stelt in haar uitspraak van 23 november 2023. [3] In de beschikking is verweerder vervolgens op alle bezwaren van eiseres ingegaan, neergelegd in de eerste en tweede, identieke, zienswijzen. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder een onvolledig overnameverzoek aan Frankrijk gestuurd?
6. Eiseres voert aan dat het overnameverzoek aan Frankrijk onvolledig is. In het overnameverzoek heeft verweerder immers niet expliciet vermeld dat eiseres een minderjarige zoon heeft die in Nederland woont en hier genaturaliseerd is.
6.1
De rechtbank volgt eiseres niet. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Verweerder is alleen gehouden om de informatie in het overnameverzoek te vermelden, die de aangezochte lidstaat in staat stelt om te beoordelen of hij op grond van de in de Dublinverordening genoemde criteria verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag van de vreemdeling. Dit volgt ook uit de uitspraak van de Afdeling van 12 september 2017. [4] Dit oordeel is gebaseerd op wat is bepaald in artikel 23, vierde lid, en artikel 22, derde lid, van de Dublinverordening. De persoonlijke omstandigheden van eiseres doen niet af aan de verantwoordelijkheidsbepaling. Verweerder had de gestelde omstandigheid dat eiseres een minderjarige zoon heeft in Nederland dan ook niet hoeven opnemen in het overnameverzoek. De rechtbank ziet aldus geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het overnameverzoek aan Frankrijk onvolledig is geweest. De beroepsgrond slaagt niet.
Mocht verweerder uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Frankrijk?
7. Eiseres voert aan dat er structurele tekortkomingen zijn in de opvangvoorzieningen in Frankrijk. Van de asielzoekers krijgt 50% geen opvang. Eiseres beroept zich hierbij op het AIDA-rapport van 2023 over Frankrijk. Volgens eiseres is een overdracht aan Frankrijk daarom in strijd met artikel 3 EVRM [5] en artikel 4 van het EU-Handvest [6] . Eiseres voert aan dat verweerder onderzoek had moeten verrichten naar de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Frankrijk. Zij beroept zich daarbij op het arrest X van 29 februari 2024. [7]
7.1
De rechtbank volgt eiseres niet. Volgens het recentere AIDA-rapport van 24 mei 2024 lopen voornamelijk alleenstaande, volwassen mannen het risico om geen opvang te krijgen in Frankrijk, omdat de vraag naar opvangplekken groter is dan het aantal opvangplekken. De Afdeling heeft in haar uitspraken van 30 augustus 2024 en 3 oktober 2024 [8] geoordeeld dat de AIDA-rapporten over Frankrijk een vrij constant beeld tonen van de problemen in de asielopvang, maar dat daaruit niet kan worden geconcludeerd dat voor Frankrijk niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiseres heeft daarbij niet onderbouwd waarom specifiek zij geen opvang zou krijgen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen reëel en bewezen risico loopt om terecht te komen in een situatie die strijdig is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU-Handvest.
7.2
Uit de hierboven genoemde Afdelingsuitspraken blijkt dat de Afdeling de AIDA-rapporten over Frankrijk, ook voor wat betreft de daarin genoemde problemen in de asielopvang, heeft meegenomen in haar beoordeling. Ter zitting heeft verweerder zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat de informatie die eiseres aandraagt over de opvang in Frankrijk, voor verweerder geen aanleiding geeft om zelf nader onderzoek te doen. De beroepsgrond slaagt niet.
Had verweerder de behandeling van de asielaanvraag van eiseres naar zich toe moeten trekken in het kader van artikel 17 van de Dublinverordening?
8. Eiseres voert aan dat het in het belang is van [naam 2] , haar in Nederland genaturaliseerde, minderjarige zoon, dat zij in Nederland blijft. Eiseres beroept zich hierbij op Informatiebericht 2022/77 [9] en op het arrest K en L van 11 juni 2024. [10] Verder heeft eiseres twee verklaringen van [naam 2] overgelegd en een verklaring van een andere zoon die in Nederland woont, genaamd: [naam 3] . Tevens heeft eiseres een verklaring van Nidos en een verklaring van de toenmalige GZ-psycholoog van [naam 2] overgelegd, waaruit blijkt dat het beter is voor [naam 2] als zijn moeder bij hem in Nederland is. Daarom had verweerder de behandeling van de asielaanvraag van eiseres in het kader van artikel 17 van de Dublinverordening naar zich toe moeten trekken. In dit kader beroept eiseres zich ook nog op het arrest Chavez-Vilchez van 10 mei 2017 [11] en op Informatiebericht 2021/33. [12]
8.1
De rechtbank volgt eiseres niet. Uit al hetgeen is overgelegd blijkt immers niet dat er een dermate bijzondere afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en [naam 2] bestaat, dat verweerder om die reden de asielaanvraag van eiseres naar zich toe had moeten trekken. Daarbij is het van belang dat uit de correspondentie met de GZ-psycholoog niet blijkt dat [naam 2] bij het ontbreken van aanwezigheid van zijn moeder in zijn verdere ontwikkeling zal worden belemmerd. Voor zover eiseres erop wijst dat niet de stiefmoeder van [naam 2] , maar Nidos de voogdij over [naam 2] heeft, overweegt de rechtbank dat dit feit niet van betekenis is, nu eiseres zelf immers ook de voogdij niet heeft. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat [naam 2] met zijn stiefmoeder naar Nederland was gekomen toen hij drie jaar was. Vanaf het moment dat [naam 2] naar Nederland is gekomen, heeft hij tot aan het jaar 2021 geen contact meer met eiseres gehad. De verklaringen van [naam 2] en de verklaring van [naam 3] maken het oordeel van de rechtbank niet anders.
8.2
Met betrekking tot het arrest Chavez-Vilchez is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt heeft gesteld dat het niet de bedoeling is om in de Dublinprocedure de inhoudelijke Chavez-toets te verrichten, maar dat er wel een feitencheck dient plaats te vinden, alvorens toepassing gegeven wordt aan artikel 17 van de Dublinverordening. Verweerder heeft in het bestreden besluit de voorwaarden opgesomd waaraan een derdelander-ouder dient te voldoen om voor een Chavez-verblijfsrecht in aanmerking te komen. Vervolgens heeft verweerder die voorwaarden uitgebreid behandeld. Voor zover er binnen de Dublinprocedure ruimte is te toetsen aan het arrest Chavez-Vilchez, heeft verweerder dat, naar het oordeel van de rechtbank en anders dan eiseres stelt, wel degelijk gedaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres kan worden overgedragen aan Frankrijk.
9.1
Nu de rechtbank uitspraak doet over het beroep van eiseres en dit ongegrond verklaart, is er geen grond meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
9.2
Voor een proceskostenveroordeling bestaat in beide zaken geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. S.L. Clemens, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan, wat betreft de hoofdzaak, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
5.Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.
6.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
7.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, ECLI:EU:C:2024:195.
9.Informatiebericht van de Immigratie-en Naturalisatiedienst inzake het belang van het kind in Dublinzaken.
10.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, ECLI:EU:C:2024:487.
11.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, ECLI:EU:C:2017:354.
12.Informatiebericht van de Immigratie-en Naturalisatiedienst inzake arrest Chavez-Vilchez in de Dublinprocedure.