Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiser,
de minister van Asiel en Migratie, de minister,
Inleiding
Overwegingen
Standpunten eiser
Rechtbank Den Haag
Op 30 augustus 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie aan eiser een maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook om schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2025 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De minister was vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.
Eiser stelt dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft en dat er geen zicht op uitzetting is, omdat de Algerijnse autoriteiten niet reageren op zijn aanvraag voor een laissez-passer. De rechtbank heeft echter overwogen dat er in het algemeen zicht op uitzetting naar Algerije is en dat de minister voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen actie onderneemt om zijn uitzetting te bevorderen en dat hij een afwachtende houding aanneemt.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst ook het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.