ECLI:NL:RBDHA:2025:5061

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
NL24.44624
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Afghaanse minderjarige vanwege ongeloofwaardige verklaringen en gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Afghaanse minderjarige, eiser, die asiel had aangevraagd op basis van bedreigingen van zijn oom, die bij de Taliban zou zijn betrokken. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser had zijn asielaanvraag ingediend op 19 oktober 2022, maar verweerder had deze op 11 november 2024 afgewezen. Eiser stelde dat hij problemen ondervond vanwege zijn oom, die hem wilde rekruteren voor de Taliban, en dat zijn vader problemen had met de IS. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser en zijn gemachtigde zich niet hebben laten zien op de zitting, terwijl de gemachtigde van verweerder wel aanwezig was. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser, maar heeft geconcludeerd dat de verklaringen van eiser niet geloofwaardig zijn. Verweerder had terecht opgemerkt dat eiser geen objectieve documenten had overgelegd ter ondersteuning van zijn asielmotieven. De rechtbank heeft ook de inconsistenties in de verklaringen van eiser over de problemen met zijn vader en de IS beoordeeld. Eiser heeft geen overtuigend bewijs geleverd dat zijn terugkeer naar Afghanistan zou leiden tot een reëel risico op ernstige schade. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft en dat hij niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.44624

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Jhingoer),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Inleiding

Verweerder heeft met het besluit van 11 november 2024 (het bestreden besluit) de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. [1]
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2025 te Breda op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser is geboren op [datum] 2006 en heeft de Afghaanse nationaliteit. Eiser heeft op 19 oktober 2022 asiel aangevraagd.
4. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Afghanistan problemen heeft vanwege zijn oom die bij de Taliban zit en eiser wilde rekruteren. Eisers moeder heeft hiervan aangifte gedaan bij de politie en in mei 2020 is eisers oom gearresteerd. Na de machtsovername door de Taliban in Afghanistan in augustus 2021 is eisers oom weer vrijgelaten. De oom heeft toen opnieuw eisers vader onder druk gezet om eiser mee te laten vechten. Eiser heeft daarom enkele maanden bij een tante in Jalalabad verbleven. Eind 2021, begin 2022 is eiser gevlucht uit Afghanistan. Eiser vreest bij terugkeer voor zijn oom. Verder heeft eisers vader problemen met de IS vanwege diens werkzaamheden voor de moskee en in weeshuizen. Eisers vader werd namelijk onder druk gezet om kinderen uit de weeshuizen te laten meevechten met IS, zijn werkzaamheden te staken en IS geld te geven. Eisers vader gaf hieraan geen gehoor. Hij is vervolgens ernstig gewond geraakt nadat hij met een auto is aangereden door IS.
Het bestreden besluit
5. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder vindt de problemen van eiser met zijn oom en de ronseling voor de Taliban niet geloofwaardig. Verweerder overweegt dat eiser geen objectieve documenten heeft overgelegd om zijn asielmotieven te onderbouwen. Daarom beoordeelt verweerder het asielmotief op geloofwaardigheid op grond van artikel 31, zesde lid, van de Vw. Verweerder concludeert dat de verklaringen van eiser over de gestelde problemen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen (artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw). Daarbij vindt verweerder dat eisers verklaringen onwaarschijnlijk en vaag zijn, niet overeenkomen met informatie uit openbare bronnen en betrekt verweerder dat eiser zelf nooit problemen heeft gehad met zijn oom. De problemen van eiser en zijn vader met IS vindt verweerder eveneens niet geloofwaardig. Eiser heeft geen oprechte inspanning geleverd om zijn aanvraag te staven en ook op dit punt vormen eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel (artikel 31, zesde lid, aanhef en onder a en c, van de Vw). Daarbij vindt verweerder onder meer dat eisers verklaringen speculatief zijn: er zijn geen concrete aanwijzingen dat IS betrokken was bij de aanrijding.
6. Verweerder concludeert dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft en bij terugkeer naar Afghanistan geen reëel risico op ernstige schade loopt. Tot slot komt eiser niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier op grond van het buitenschuld beleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV).
Gronden van beroep
7. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte zijn asielaanvraag heeft afgewezen. Uit de verklaringen van eiser volgt dat de Taliban nog altijd naar hem op zoek is. De problemen zijn gestart nadat zijn moeder aangifte heeft gedaan tegen zijn oom. Zij hebben geen kopie van de aangifte gekregen. Dat is de standaard werkwijze in Afghanistan. De bron uit het Algemeen Ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over Afghanistan van juni 2023, waarnaar verweerder heeft verwezen ter onderbouwing van zijn standpunt dat mensen na een aangifte een registratienummer ontvangen waarmee ze de zaak kunnen volgen, is niet openbaar. Die informatie kan daarom niet getoetst worden op juistheid. Daarnaast is het altijd mogelijk dat eisers situatie afwijkt van de situatie die geschetst wordt in bronnen. Eiser heeft verder ter onderbouwing van de problemen van zijn vader met IS een verklaring van het ziekenhuis overgelegd. Eiser heeft het origineel niet kunnen verkrijgen. Echter dat betekent niet dat de inhoud van de verklaring niet juist is. Uit beschikbare landeninformatie blijkt daarnaast dat terugkerende Afghanen in de negatieve aandacht kunnen staan van de Taliban. Eiser vreest bij terugkeer voor zowel de IS als de Taliban.
Procesbelang
8. De rechtbank moet eerst ambtshalve beoordelen of eiser procesbelang heeft bij het beroep. In zijn bericht van 17 januari 2025 heeft verweerder gemeld dat eiser de opvanglocatie heeft verlaten en is geregistreerd als ‘met onbekende bestemming vertrokken’. De gemachtigde van eiser heeft meegedeeld dat hij nog contact heeft met eiser en dat hij bij een vriend in Amsterdam verblijft. Bij bericht van 9 maart 2025 heeft de gemachtigde van eiser aangegeven dat eiser zich weer gemeld heeft bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa). Ter zitting heeft verweerder gemeld dat hij dit laatste niet heeft gecontroleerd en dat hij het systeem van COa niet kan raadplegen.
9. De rechtbank overweegt dat na een melding van vertrek met onbekende bestemming de vooronderstelling geldt dat een vreemdeling niet langer prijs stelt op de door hem of haar aanvankelijk verzochte verblijfsvergunning in Nederland. Het ligt dan dus op de weg van de vreemdeling om aannemelijk te maken dat deze vooronderstelling onjuist is en daarmee dat er nog sprake is van procesbelang. Uit vaste rechtspraak [2] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat een vreemdeling zijn procesbelang aannemelijk kan maken door te laten weten dat er nog contact is met zijn gemachtigde. Gelet op de berichten van de gemachtigde van eiser gaat de rechtbank ervan uit dat eiser nog contact heeft met zijn gemachtigde. Eiser heeft derhalve procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit.
Geloofwaardigheid van eisers relaas
10. Verweerder heeft niet ten onrechte de gestelde problemen van eiser met zijn oom ongeloofwaardig gevonden. Verweerder heeft in dat verband allereerst terecht overwogen dat eiser geen objectieve documenten heeft overgelegd om dit asielmotief te onderbouwen. Dat eiser geen afschrift van de aangifte heeft gekregen heeft verweerder niet ten onrechte niet gevolgd. Uit het Algemeen Ambtsbericht over Afghanistan van juni 2023 [3] , waarnaar verweerder verwijst, volgt dat men na een aangifte een registratienummer krijgt waarmee de zaak gevolgd kan worden. Dat deze informatie afkomstig is uit een vertrouwelijke bron doet daaraan niet af. Het ambtsbericht is namelijk een deskundigenbericht. Eiser heeft geen informatie overgelegd waaruit volgt dat deze informatie uit het ambtsbericht niet klopt. Daar komt bij dat verweerder niet ten onrechte eisers verklaringen over de gestelde problemen met zijn oom ongeloofwaardig heeft gevonden. Zo heeft verweerder kunnen overwegen dat niet waarschijnlijk is dat op basis van de enkele aangifte van de moeder van eiser een inval heeft plaatsgevonden in het huis van de oom van eiser door de politie, terwijl er geen aanwijzingen zijn dat een strafrechtelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Bovendien zou de aangifte enkel betrekking hebben op het aandringen van de oom bij de vader van eiser om hem mee te laten strijden met de Taliban. Verder heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen over de gestelde inval in de woning van de oom vaag en onwaarschijnlijk zijn en dat het onder de geschetste omstandigheden onwaarschijnlijk is dat eiser zelf nooit problemen heeft ondervonden van zijn oom. Ook heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het onwaarschijnlijk is dat de oom op basis van enkel de aangifte anderhalf jaar gedetineerd is geweest. Deze standpunten van verweerder zijn door eiser niet betwist.
11. Verweerder heeft verder niet ten onrechte de gestelde problemen van eisers vader met IS ongeloofwaardig gevonden. Verweerder heeft in dat verband kunnen overwegen dat eisers verklaringen over de problemen met de IS onsamenhangend zijn. Zo heeft eiser aanvankelijk tijdens het aanmeldgehoor van 9 juli 2022 verklaard dat zijn vader door IS onder vuur is genomen en daarbij zwaar gewond is geraakt. Eiser heeft deze verklaring gewijzigd in de correcties en aanvullingen op dit gehoor en ook tijdens het nader gehoor van 8 mei 2024 heeft eiser in lijn daarmee verklaard dat zijn vader door IS is aangereden. Echter eiser heeft geen verklaring gegeven voor deze wijziging. Verweerder heeft van eiser mogen verwachten dat hij consistent verklaart over een belangrijk onderdeel van zijn asielrelaas. Verder heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen op dit punt in strijd zijn met informatie uit het Algemeen Ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over Afghanistan van maart 2022. De gestelde problemen van eisers vader met IS speelden zich af in 2020 in de provincie Nangarhar. Echter uit voormeld ambtsbericht volgt dat IS in 2019 bijna geheel uit die provincie is verjaagd. [4] Bovendien berust de stelling van eiser dat zijn vader door IS is aangereden op vermoedens en is deze stelling niet gebaseerd op concrete aanwijzingen. Uit de door eiser overgelegde ziekenhuisverklaring, waarin staat dat de vader van eiser een auto-ongeluk heeft gehad, kan evenmin worden afgeleid dat dit ongeluk het gevolg is van problemen met IS.
Risico vanwege terugkeer uit het ‘Westen’
12. De beroepsgrond van eiser dat hij vanwege het gegeven dat hij terugkeert uit het Westen en hij daarom een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Afghanistan volgt de rechtbank niet. De rechtbank verwijst naar uitspraken van de Afdeling. [5] Daaruit volgt dat de Afdeling heeft geoordeeld dat uit openbare bronnen niet volgt dat vreemdelingen die in een westers land hebben verbleven alleen al om die reden een reëel risico op ernstige schade lopen als zij vrijwillig terugkeren naar Afghanistan. Vreemdelingen die vrijwillig terugkeren na verblijf in het Wsten zijn niet aan te merken als groep die een reëel risico op ernstige schade loopt. Eiser heeft geen andere of nieuwere informatie overgelegd dan de informatie waarop de Afdeling zich heeft gebaseerd. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om van dit oordeel af te wijken.

Conclusie en gevolgen

13. Verweerder heeft de asielaanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 26 maart 2025 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662, 9 oktober 2024 ECLI:NL:RVS:2024:4049 en 28 oktober 2024 ECLI:NL:RVS:2024:4333.
3.Pagina 126.
4.Pagina 299.