ECLI:NL:RBDHA:2025:6182

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
SGR 23/7917
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor woningverandering en horeca-inrichting in Den Haag

Op 10 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting SOS Den Haag en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, met betrekking tot een omgevingsvergunning voor het veranderen van woningen en een horeca-inrichting. Eiseres, vertegenwoordigd door I.M. Gyömörei-Agelink en P.J.C. Drijver, had beroep ingesteld tegen de verleende vergunning, die eerder was goedgekeurd op 10 april 2020. In een eerdere uitspraak van 17 juli 2023 had de rechtbank het besluit van 2 juli 2021 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Dit nieuwe besluit, genomen op 16 oktober 2023, verklaarde het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond.

Tijdens de zitting op 10 april 2025 heeft de rechtbank de argumenten van eiseres, die onder andere betrekking hadden op de berekening van de parkeerbehoefte, overwogen. De rechtbank oordeelde dat de berekening van de parkeerbehoefte door verweerder correct was, en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de nieuwe berekening. Eiseres had betoogd dat verweerder een nieuw primair besluit had moeten nemen, maar de rechtbank volgde dit betoog niet, aangezien het primaire besluit niet was herroepen in de eerdere uitspraak. De rechtbank concludeerde dat de nieuwe omgevingsvergunning op de juiste wijze was bekendgemaakt en dat de parkeerbehoefte negatief was, wat betekende dat er voldoende parkeergelegenheid was.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees erop dat zij geen griffierecht terugkreeg en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter J. Schaaf, in aanwezigheid van griffier A. Gerde.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/7917
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2025 in de zaak tussen

Stichting SOS Den Haag, uit Den Haag, eiseres

(gemachtigden: I.M. Gyömörei-Agelink en P.J.C. Drijver),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Brakenhoff).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[bedrijf] B.V.uit [vestigingsplaats] (vergunninghoudster)
(gemachtigde: mr. J. Geelhoed).

Inleiding

1. Dit proces-verbaal bevat de mondelinge uitspraak van de rechtbank op het beroep van eiseres tegen de verleende omgevingsvergunning voor het veranderen van de woningen [adres 1] , [adres 2] , [adres 3] en de horeca-inrichting [adres 4] tot wonen, het maken van een nieuwe vloer, het gedeeltelijk vervangen van de kozijnen, het wijzigen van de indeling en het maken van een terras.
1.1.
Met het besluit van 10 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder deze omgevingsvergunning verleend aan vergunninghoudster. Met het besluit op bezwaar van 2 juli 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.2.
Bij uitspraak van 17 juli 2023 in de beroepsprocedure met zaaknummer SGR 21/5301 heeft deze rechtbank het door eiseres tegen het besluit van 2 juli 2021 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van die uitspraak. [1]
1.3.
Met het besluit van 16 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond verklaard.
1.4.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghoudster heeft schriftelijk gereageerd op het beroep.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 10 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eiseres, de gemachtigde van verweerder en de gemachtigde van vergunninghoudster.
1.6.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

3. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
3.1.
De rechtbank heeft in deze procedure eerder een uitspraak gedaan. Dat was op 17 juli 2023. In die uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat verweerder voor wat betreft de berekening van de parkeerbehoefte is uitgegaan van een onjuist uitgangspunt. Dit heeft ertoe geleid dat verweerder de parkeerbehoefte niet juist heeft berekend. Op dat punt berust het besluit van 2 juli 2021 dus niet op een draagkrachtige motivering. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
3.2.
De rechtbank volgt eiseres niet in het betoog dat verweerder een nieuw primair besluit had moeten nemen. De rechtbank heeft immers in de uitspraak van 17 juli 2023 verweerder opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. In die uitspraak is het primaire besluit ook niet herroepen, zodat er ook geen grondslag was voor het nemen van een nieuw primair besluit.
3.3.
De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar betoog dat het nieuwe besluit op bezwaar moest zien op alle ruimtelijke aspecten. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres die gaan over andere aspecten dan parkeren in de uitspraak van 17 juli 2023 uitdrukkelijk en zonder voorbehoud verworpen. Die punten konden in het nieuwe besluit op bezwaar daarom niet meer aan de orde komen.
3.4.
De rechtbank volgt eiseres ook niet in het betoog dat het nieuwe besluit op bezwaar van 16 oktober 2023 niet op de juiste wijze is bekend gemaakt. Dit besluit is in overeenstemming met artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bekend gemaakt door dit naar de vergunninghoudster te versturen.
3.5.
De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd verder geen aanleiding voor het oordeel dat de nieuwe berekening van de parkeerbehoefte niet klopt.
3.6.
De rechtbank stelt vast dat op grond van de integrale herziening van het bestemmingsplan “Regentesse-/Valkenboskwartier” een klein deel van het pand aan de [adres 1] nog een horeca-aanduiding heeft. Uit de bouwtekeningen die horen bij de aanvraag volgt dat dit deel van het pand wel degelijk behoort bij de aanvraag van vergunninghoudster. Dat het huisnummer [adres 5] niet in de aanvraag staat, is daarom geen reden om aan te nemen dat het deel van het pand met de horeca-aanduiding niet bij de aanvraag is inbegrepen. Op grond van het bestemmingsplan mag dit deel van het pand nog steeds als horeca mag worden gebruikt. Daarbij hoort volgens verweerder een parkeerbehoefte van 3,8 parkeerplaatsen. De nieuwe ontwikkeling waarbij het pand wordt gebruikt voor “Wonen” heeft volgens verweerder een parkeerbehoefte van 3,5 parkeerplaatsen.
3.7.
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 15 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1574), moet bij de beoordeling van de vraag of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid alleen rekening worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van het bouwplan. Dit houdt in dat alleen rekening moet worden gehouden met de toename van parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van het bouwplan ten opzichte van de al bestaande parkeerbehoefte vanwege het bestaande pand.
3.8.
Verweerder heeft zich in dit geval op het standpunt kunnen stellen dat sprake is van een vermindering van de parkeerbehoefte. De parkeerbehoefte is volgens verweerder -0,3 parkeerplaats. Nu na saldering sprake is van een negatieve parkeerbehoefte, is sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
3.9.
Dat het pand leegstond en dat er in de omgeving een grote bestaande parkeerdruk is, zijn geen aspecten waarmee het college rekening kon houden. Dit volgt uit jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 15 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1574).
3.10.
Dat de rechtbank in de uitspraak van 17 juli 2023 de motivering dat mag worden gesaldeerd met de maximale parkeernorm van de bestemmingsmogelijkheden binnen de bestemming “gemengd 2” uit het bestemmingplan Regentesse-/Valkenboskwartier heeft verworpen, leidt ook niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft immers niet gesaldeerd met de maximale parkeernorm van de bestemmingsmogelijkheden binnen de bestemming “gemengd 2”, maar heeft alleen gekeken naar de planologisch toegestane horecafunctie op het perceel [adres 1] .
4. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt eiseres het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
5. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 april 2025 door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Gerde, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.