In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel 'verblijf als familie- of gezinslid bij mevrouw [referente]'. De intrekking vond plaats met terugwerkende kracht vanaf 12 september 2018, na een onderzoek naar een vermeende schijnrelatie. Eiser, geboren in 1976 met de Surinaamse nationaliteit, had een verblijfsvergunning die werd ingetrokken op basis van een anonieme tip. De rechtbank heeft het beroep op 19 maart 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser aanwezig was, maar de gemachtigde van verweerder niet. De rechtbank concludeert dat de intrekking van de verblijfsvergunning op goede gronden is gebeurd, omdat de relatie tussen eiser en referente feitelijk was verbroken op 23 februari 2020. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat de intrekking later had moeten plaatsvinden. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een beschermenswaardig familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, en dat verweerder geen belangenafweging hoefde te maken. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Eiser krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.