In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan over een beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op zijn asielaanvraag van 27 augustus 2022. Eerder had de rechtbank in een andere procedure geoordeeld dat de minister binnen vier weken een besluit moest nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn. De minister heeft echter niet tijdig beslist, wat aanleiding gaf tot het huidige beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De rechtbank legt de minister een nieuwe beslistermijn van twee weken op, te rekenen vanaf de bekendmaking van deze uitspraak. Indien de minister deze termijn overschrijdt, is zij opnieuw een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden, vastgesteld op € 453,50.