Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2025 in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser
voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een faciliterend visum beoordeeld. Eiser, geboren in 2007 en van Indonesische nationaliteit, had op 9 augustus 2023 een aanvraag ingediend om bij zijn moeder, die verblijfsrecht heeft in Nederland, te verblijven. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, omdat de omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende waren aangetoond. Eiser stelde dat hij als voorkind voldeed aan de voorwaarden van het arrest Chavez-Vilchez, maar de rechtbank oordeelde dat er geen voldoende bewijs was van daadwerkelijke zorg- en opvoedingstaken door de moeder en dat er geen afhankelijkheidsrelatie bestond.
De rechtbank concludeert dat de minister op goede gronden heeft besloten de aanvraag af te wijzen. Eiser had niet aangetoond dat zijn moeder meer dan marginale zorg- en opvoedingstaken verrichtte en er was geen bewijs van een afhankelijkheidsrelatie. De rechtbank oordeelt ook dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat er geen twijfel bestond over de ongegrondheid van het bezwaar. De uitspraak houdt in dat het beroep ongegrond is en het bestreden besluit in stand blijft, zonder terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.