In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 17 april 2025, is het beroep van eisers gegrond verklaard. Eisers hadden eerder een procedure aangespannen tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig had beslist op hun aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf. De rechtbank had in een eerdere uitspraak bepaald dat de minister binnen acht weken een besluit moest nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn. In deze tweede procedure stelden eisers dat de minister opnieuw niet tijdig had beslist op hun aanvraag van 9 juni 2022. De rechtbank oordeelde dat de minister niet binnen de gestelde termijn had beslist en dat het beroep ontvankelijk en gegrond was. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen zes weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen. Indien de minister dit niet doet, is zij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eisers vergoeden, vastgesteld op € 453,50.