ECLI:NL:RBDHA:2025:6920

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
NL25.13336
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid van seksuele geaardheid en geboortedatum

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 april 2025 wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser behandeld. Eiser, die een biseksuele geaardheid claimt, heeft zijn aanvraag ingediend op basis van zijn geboortedatum en seksuele gerichtheid. De rechtbank oordeelt dat de minister van Asiel en Migratie de geboortedatum van eiser, die in Italië geregistreerd staat als [geboortedag 1] 1991, terecht heeft aanvaard. De rechtbank stelt vast dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zijn geboortedatum anders is dan de minister aanneemt. Eiser heeft op 23 maart 2023 een opvolgende asielaanvraag ingediend, maar de rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. De rechtbank wijst erop dat eiser niet overtuigend heeft verklaard over zijn biseksualiteit en dat hij pas na jaren in Nederland zijn seksuele gerichtheid naar voren heeft gebracht. De rechtbank benadrukt dat het aan eiser is om zijn identiteit en geboortedatum te onderbouwen, en dat de minister niet ten onrechte heeft geoordeeld dat de ingediende verklaringen en bewijsstukken onvoldoende zijn om de geloofwaardigheid van eisers claims te ondersteunen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de aanvraag af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.13336

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: R.R. de Groot).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. De aanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond omdat het een opvolgende aanvraag betreft die niet-ontvankelijk is verklaard. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De minister heeft, gelet op de summiere en tegenstrijdige verklaringen van eiser, kunnen vinden dat eiser niet overtuigend heeft verklaard over zijn seksuele gerichtheid. Daarbij heeft de minister de ingediende verklaringen kenbaar meegewogen en heeft de minister aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij pas na enkele jaren in Nederland zijn seksuele gerichtheid naar voren heeft gebracht. Dit terwijl het onderdeel was van zijn reden om zijn land van herkomst te verlaten. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 13 april 2019 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een
verblijfsvergunning asiel. Bij besluit van 8 augustus 2019 is deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. Dit besluit is in rechte onaantastbaar geworden. [1] Eiser is niet tijdig overgedragen aan de autoriteiten in Italië, waardoor Nederland verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
2.1.
Eiser heeft zich vervolgens op 4 maart 2020 opnieuw gemeld voor zijn asielaanvraag. Bij besluit van 14 april 2021 is de aanvraag afgewezen. Bij uitspraak van 14 mei 2021 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, het daartegen ingestelde beroep
ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister uit heeft kunnen gaan van de in Italië geregistreerde geboortedatum, [geboortedag 1] 1991. Daarnaast heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser de Gambiaanse nationaliteit heeft en dat daardoor niet geloofwaardig is dat eiser brand heeft gesticht uit wraak voor de discriminatie en hij daardoor vervolging vreest. [2] Deze uitspraak is op 25 juni 2021 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) bevestigd.
2.2.
Op 7 april 2022 heeft eiser een tweede asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is op 17 mei 2022 niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 22 juli 2022 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat er geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen. Eiser heeft hiertegen geen hoger beroep ingesteld, waarmee de beschikking van 17 mei 2022 in rechte vast is komen te staan.
2.3.
Eiser heeft op 23 maart 2023 onderhavige opvolgende asielaanvraag ingediend.
2.4.
De minister heeft met het bestreden besluit van 14 maart 2025 deze aanvraag op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g van de Vw afgewezen als kennelijk ongegrond.
2.5.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.6.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de voorlopige voorziening NL25.13337, op 15 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. A.S. Sewman, kantoorgenoot van de gemachtigde van eiser, A. Moss als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiser stelt dat hij met het aanleveren van de geboorteakte heeft aangetoond dat zijn geboortedatum [geboortedag 1] 1999 is en dat hij dus acht jaar jonger is dan nu wordt aangehouden door de minister. Voor het belangrijkste asielmotief, zijn geaardheid, is dit niet relevant, maar dit raakt wel aan de geloofwaardigheid van eiser. De reden dat eiser in Italië een andere geboortedatum heeft gehanteerd is dat hij in Italië niet als minderjarige in een gesloten opvang terecht wilde komen. Dat er geen pasfoto op de geboorteakte zit is gebruikelijk. Daarnaast zou een pasfoto op de geboorteakte voor de minister niet van toegevoegde waarde zijn. Eiser heeft moeite gedaan om een originele geboorteakte te kunnen overleggen. De originele geboorteakte moet volgens eiser dan ook op zijn minst worden gezien als het begin van bewijs.
3.1.
Eiser stelt verder dat hij consequent en op een logische en duidelijke wijze heeft verklaard over zijn biseksuele geaardheid, wanneer hij zich daarvan bewust was en wat het met hem deed. Eiser heeft zo goed mogelijk geprobeerd de verwarring onder woorden te brengen die er speelde toen hij merkte dat hij zich seksueel ook aangetrokken voelde tot mannen. Uit het gehoor opvolgende aanvraag komt ook een duidelijk beeld naar voren over de worsteling die hij toen ervaarde. De minister heeft niet gezegd dat de verklaringen tegenstrijdig of vaag zijn, maar enkel dat ze niet overtuigend zijn. Uit het feit dat eiser de beslismedewerker niet heeft kunnen overtuigen mag niet de conclusie getrokken worden dat eiser niet biseksueel is. Eiser stelt verder dat hem niet mag worden tegengeworpen dat hij pas op 23 maart 2023 zijn biseksuele geaardheid naar voren heeft gebracht, en niet in de eerdere aanvragen. Eiser was zich al wel bewust van zijn biseksuele geaardheid, maar hij durfde dit nog niet te uiten. Daarbij meende hij dat hij dit niet hoefde te uiten. Nu eiser biseksueel is, is het voor hem namelijk makkelijker om zijn geaardheid verborgen te houden, omdat hij ook op vrouwen valt. Eiser is tot slot van mening dat de minister de door eiser overgelegde foto’s en verklaringen van derden niet op een voldoende kenbare manier heeft betroken bij de beoordeling.
4. De rechtbank is van oordeel dat de minister terecht en voldoende gemotiveerd is uitgegaan van de geboortedatum [geboortedag 1] 1991. Nu de geboortedatum van eiser in rechte vast is komen staan mag de minister van deze geboortedatum uitgaan, tenzij een vreemdeling concrete aanknopingspunten naar voren brengt waaruit blijkt dat reden voor twijfel bestaat over zijn vastgestelde leeftijd. [3] De minister heeft hierbij terecht overwogen dat de geboorteakte geen identificerend document is. [4] Dat de geboorteakte is gelegaliseerd, maakt dit niet anders. De rechtbank volgt eiser evenmin in de stelling dat met het aanleveren van de geboorteakte in dit stadium een begin van bewijs is geleverd waardoor de minister alsnog nader onderzoek had moeten doen. De rechtbank stelt voorop dat het aan eiser is om oprechte inspanningen te verrichten om zijn identiteit, waaronder zijn geboortedatum, vast te stellen. De rechtbank is het met de minister eens dat van eiser mocht worden verwacht dat hij meer inspanningen zou verrichten om te kunnen onderbouwen waarom hij niet in het bezit van een paspoort kan worden gesteld.
4.1.
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister de biseksuele geaardheid niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. In tegenstelling tot wat eiser aanvoert, blijkt uit het bestreden besluit dat de minister eveneens heeft tegengeworpen dat eiser wisselend heeft verklaard over het moment waarop hij ontdekte dat hij biseksueel was en dat eiser summier en oppervlakkig heeft verklaard over zijn relatie met [naam] . Dat de minister enkel zou hebben overwogen dat eisers verklaringen niet overtuigend zijn, volgt de rechtbank dan ook niet. De minister heeft verder kunnen overwegen dat onvoldoende duidelijk is geworden wanneer eiser achter zijn biseksuele geaardheid kwam. Zo heeft eiser verklaard dat hij het moment met [naam] beschouwde als het moment dat hij ontdekte dat hij biseksueel was, maar heeft hij eveneens verklaard dat hij voor [naam] ook wel andere mannen en vrouwen is tegengekomen en dat zijn gevoelens constant veranderden. Eiser heeft verder verklaard dat hij droomde dat hij samen met mannen was, dat deze dromen zich herhaalden en eiser daarom dacht dat hij zijn geaardheid niet kon veranderen en dat hij zich angstig voelde als hij met [naam] samen was. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister niet ten onrechte overwogen dat eiser met deze verklaringen onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn worstelingen en evenmin onvoldoende inzicht heeft gegeven in hoe eiser zijn biseksuele geaardheid heeft geaccepteerd.
4.2.
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister heeft mogen tegenwerpen dat eiser dit asielmotief pas tijdens onderhavige procedure naar voren heeft gebracht. De rechtbank overweegt hierbij dat eiser al sinds 2019 in Nederland verblijft. De minister had dan ook van eiser mogen verwachten dat hij dit asielmotief eerder naar voren bracht, vooral nu eiser heeft aangevoerd dat hij Gambia heeft verlaten vanwege zijn biseksuele geaardheid. Dat eiser dit niet durfde te uiten en het voor eiser makkelijker zou zijn om zijn geaardheid verborgen te houden omdat hij ook op vrouwen valt, leidt niet tot een ander oordeel. Het ligt immers op de weg van eiser om alle zaken die van belang zijn voor zijn asielaanvraag naar voren te brengen.
4.3.
Over de door eiser overgelegde foto’s en verklaringen overweegt de rechtbank het volgende. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat er te weinig gewicht aan de overgelegde stukken is toegekend. De rechtbank stelt vast dat de minister in het bestreden besluit de door eiser overgelegde foto’s en verklaringen kenbaar heeft betrokken bij de beoordeling. Uit het bestreden besluit blijkt dat de minister uit de stukken heeft kunnen afleiden dat eiser heeft deelgenomen aan lhbti-activiteiten, maar deze stukken leiden er niet toe dat de verklaringen over de gestelde biseksualiteit geloofwaardig worden geacht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister niet ten onrechte overwogen dat eiser weliswaar heeft deelgenomen aan verschillende activiteiten, maar dat dit niet als doorslaggevend bewijs wordt gezien. Verweerder heeft in dat verband kunnen overwegen dat het enkele feit dat eiser in contact staat met de lhbti-gemeenschap niet voldoende is om aan te nemen dat eiser biseksueel is en dat dit evenmin kan dienen om de summiere en oppervlakkige verklaringen te compenseren.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond, de minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Dat betekent dat eiser geen verblijfsvergunning krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, rechter, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 15 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2011.
4.Dit volgt uit paragraaf C1/4.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000.