3.6.Indien verweerder blijkens de dossierstukken of het verweerschrift ten tijde van de uitspraak de medische beoordeling al op een spreekuurcontact, hoorzitting in aanwezigheid van een verzekeringsarts of voor dossieronderzoek heeft gepland op een bepaalde datum, dan geldt dat de termijn van negen weken na de dag van verzending van de uitspraak wordt bekort, waarbij rekening wordt gehouden met de al geplande datum voor het medisch onderzoek. Verweerder krijgt in ieder geval de wettelijke termijn van minimaal twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om het besluit bekend te maken. Bijzondere feiten en omstandigheden in het individuele geval kunnen aanleiding zijn om van deze termijnen af te wijken. Het is dan aan de partijen om bijzondere feiten en omstandigheden met betrekking tot de individuele situatie aan te voeren, die zouden moeten leiden tot verkorting dan wel verlenging van deze termijnen.
4. Uit de dossierstukken blijkt dat op 8 april 2025 een hoorzitting met de verzekeringsarts bezwaar en beroep is ingepland. In dit beroep betekent dit concreet dat het Uwv binnen drie weken na de hoorzitting op 8 april 2025 een besluit bekend moet maken. Gelet op het de tijd die is verstreken tussen de hoorzitting en de datum van deze uitspraak zal de rechtbank in de beslissing hierna bepalen dat verweerder binnen twee weken na de datum van verzending van deze uitspraak een besluit bekend moet maken.
5. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om een gerechtelijke dwangsom op te leggen van € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt vast dat deze dwangsom in overeenstemming is met het landelijke beleid van de rechtbanken hierover.De rechtbank zal bepalen dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog door hem wordt overschreden. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.
6. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 0,5).