ECLI:NL:RVS:2023:2390
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 juni 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 22 september 2021 geoordeeld dat de staatssecretaris de aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ten onrechte niet in behandeling had genomen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond en verplichtte de staatssecretaris om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
In het hoger beroep heeft de staatssecretaris aangevoerd dat hij belang heeft bij een uitspraak, omdat de rechtbank volgens hem niet heeft onderkend dat hij op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van de leeftijdsregistratie in Italië mocht uitgaan. De staatssecretaris heeft echter op 1 juni 2023 laten weten dat hij de asielaanvraag van de vreemdeling in de nationale asielprocedure zal behandelen, omdat de uiterste overdrachtstermijn is verstreken. Hierdoor is Nederland verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag.
De Afdeling heeft geoordeeld dat zowel de staatssecretaris als de vreemdeling geen belang meer hebben bij de beoordeling van hun hoger beroep en incidenteel hoger beroep, omdat de asielaanvraag nu in de nationale procedure wordt behandeld. De Afdeling heeft daarom het hoger beroep en het incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 837,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.