ECLI:NL:RVS:2023:2390

Raad van State

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
202106236/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 juni 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 22 september 2021 geoordeeld dat de staatssecretaris de aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ten onrechte niet in behandeling had genomen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond en verplichtte de staatssecretaris om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

In het hoger beroep heeft de staatssecretaris aangevoerd dat hij belang heeft bij een uitspraak, omdat de rechtbank volgens hem niet heeft onderkend dat hij op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van de leeftijdsregistratie in Italië mocht uitgaan. De staatssecretaris heeft echter op 1 juni 2023 laten weten dat hij de asielaanvraag van de vreemdeling in de nationale asielprocedure zal behandelen, omdat de uiterste overdrachtstermijn is verstreken. Hierdoor is Nederland verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag.

De Afdeling heeft geoordeeld dat zowel de staatssecretaris als de vreemdeling geen belang meer hebben bij de beoordeling van hun hoger beroep en incidenteel hoger beroep, omdat de asielaanvraag nu in de nationale procedure wordt behandeld. De Afdeling heeft daarom het hoger beroep en het incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 837,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Uitspraak

202106236/1/V1.
Datum uitspraak: 22 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:
1.       de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
2.       [de vreemdeling],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 22 september 2021 in zaak nr. NL21.7629 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 18 mei 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 22 september 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.K. Westerhof, advocaat te Rotterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en incidenteel hoger beroep ingediend.
De staatssecretaris heeft een zienswijze naar voren gebracht.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
De staatssecretaris heeft desgevraagd een reactie gegeven.
De vreemdeling heeft nog een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris heeft de Afdeling bij brief van 1 juni 2023 laten weten dat hij de asielaanvraag van de vreemdeling in de nationale asielprocedure zal behandelen. De reden hiervoor is dat de uiterste overdrachtstermijn is verstreken en dat hij de vreemdeling dus niet meer aan Italië zal overdragen. De staatssecretaris heeft verder meegedeeld dat hij zijn hoger beroep handhaaft. Hij voert aan dat hij belang heeft bij een uitspraak, omdat de rechtbank volgens hem niet heeft onderkend dat hij op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van de leeftijdsregistratie in Italië mocht uitgaan en dat hij daarom terecht geen leeftijdsonderzoek heeft aangeboden.
2.       Nu vaststaat dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van de vreemdeling, hebben de staatssecretaris en de vreemdeling geen belang meer bij de beoordeling van hun hoger beroep onderscheidenlijk incidenteel hoger beroep. Dit betekent dat de Afdeling in deze procedure niet meer toekomt aan beantwoording van de vraag of de staatssecretaris ten onrechte is uitgegaan van een meerderjarige leeftijd van de vreemdeling en hem daarom ten onrechte geen leeftijdsonderzoek heeft aangeboden. Die vraag kan in de nationale procedure aan de orde komen.
3.       Het hoger beroep en het incidenteel hoger beroep zijn niet-ontvankelijk. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.       verklaart het incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk;
III.      veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.D.J.D. van der Heijden, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van der Heijden
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2023
954