ECLI:NL:RBDHA:2025:7459

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
NL25.13238
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van een vrijheidsontnemende maatregel in het vreemdelingenrecht met betrekking tot medische zorg en mentale toestand

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan eiseres door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel, die voortduurt sinds 10 januari 2025, is gebaseerd op artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft aangevoerd dat zij geen adequate toegang heeft tot medische zorg, specifiek een gynaecoloog, en dat haar mentale toestand verslechterd is door de detentie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel eerder rechtmatig is bevonden en dat de beoordeling van de rechtmatigheid zich beperkt tot de periode na de sluiting van het eerdere onderzoek op 17 februari 2025.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres over de toegang tot medische zorg en de verslechterde mentale toestand beoordeeld. Eiseres heeft niet kunnen onderbouwen dat zij op dit moment lijdt aan een medische aandoening die behandeling vereist, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te oordelen dat de maatregel vanwege medische omstandigheden moet worden opgeheven. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de overschrijding van de termijn van negen weken op zichzelf niet voldoende is om te concluderen dat de maatregel onredelijk lang voortduurt. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.13238

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. F. Zeven),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 10 januari 2025 aan eiseres de vrijheidsontnemende maatregel van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiseres heeft tegen het voortduren van de maatregel beroep ingesteld. Daarbij heeft zij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiseres heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten op 27 maart 2025.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de [nationaliteit] en is geboren op [geboortedatum] 1982.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze vrijheidsontnemende maatregel al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 24 februari 2025 [1] volgt dat de maatregel tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 17 februari 2025.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat zij nog steeds geen adequate toegang heeft gehad tot een gynaecoloog, terwijl dit met het oog op haar [medische aandoening] wel is vereist. Zij heeft vernomen van de medische dienst in het detentiecentrum dat die deze zorg niet kan bieden en dat zij in april mogelijk buiten het detentiecentrum zal worden behandeld. De medische dienst is verzocht om opheldering. Verder stelt eiseres dat haar mentale toestand ernstig is verslechterd omdat zij nu bijna 11 weken in detentie verblijft, zich ernstig zorgen maakt over de status van haar [medische aandoening] en de detentie erg zwaar is voor haar. Het voortduren van de bewaring is dan ook onevenredig bezwarend.
3.1
In de uitspraak van 24 februari 2025 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, als volgt geoordeeld:
“In het door eiseres ingebrachte medisch dossier leest de rechtbank echter niet dat zij op dit moment [medische aandoening] heeft en een behandeling nu noodzakelijk is. Dat eiseres essentiële supplementen in het detentiecentrum niet krijgt, kan de rechtbank ook niet opmaken uit het medisch dossier. Verweerder heeft bovendien ter zitting aangegeven dat een eventuele benodigde controle gefaciliteerd kan worden. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te oordelen dat de maatregel vanwege medische omstandigheden moet worden opgeheven. De voor eiseres benodigde medische voorzieningen zijn aanwezig in het JCS. Verweerder heeft daar in het bestreden besluit ook op gewezen en zich op het standpunt kunnen stellen dat er geen aanleiding bestaat om een lichter middel toe te passen.”
3.2
In wat eiseres nu heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Daarbij is van belang dat eiseres ook nu niet heeft onderbouwd dat zij op dit moment lijdt aan [medische aandoening] , noch dat zij geen toegang zou hebben tot een gynaecoloog voor controle. Daarbij komt dat het de rechtbank ambtshalve bekend is dat de gemachtigde van eiseres een reactie van de medische dienst van het detentiecentrum had geplaatst in het elektronische dossier van een andere vreemdeling, die ook door deze gemachtigde wordt vertegenwoordigd. In die reactie stond, voor zover hier van belang, dat er contact is geweest met een gynaecoloog over eiseres en dat is geadviseerd binnen 6-12 maanden een controle te verrichten en dat dit in de maand april zijn. Ook is aangegeven dat, zodra er een vervolgafspraak is gemaakt, eiseres wordt geïnformeerd. Er is daarom geen grond voor het oordeel dat eiseres geen adequate toegang tot een gynaecoloog zou hebben. Als de controle en eventuele behandeling door de gynaecoloog buiten het detentiecentrum zal plaatsvinden, is het aan verweerder om op dat moment te beoordelen of de maatregel moet worden opgeheven, of kan worden gehandhaafd. De rechtbank kan daar niet op vooruit lopen.
3.3
Ten aanzien van de gestelde verslechterde mentale toestand van eiseres stelt de rechtbank vast dat zij die niet heeft onderbouwd, bijvoorbeeld met een (uitdraai van de) medische rapportage. Het is begrijpelijk dat eiseres zich zorgen maakt over haar fysieke gezondheid en ook dat het haar zwaar valt om in detentie te zitten, maar eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar psychische klachten niet adequaat kunnen of worden behandeld in het detentiecentrum. Verweerder hoeft in de gestelde psychische klachten dan ook geen aanleiding te zien om eisers belang zwaarder te laten wegen dan het grensbewakingsbelang.
3.4
Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat alleen de overschrijding van de termijn van negen weken onvoldoende is om te oordelen dat de maatregel onredelijk lang voortduurt. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 juni 2024 [2] en haar eigen uitspraken van 18 november 2024 [3] en 6 december 2024. [4]
De beroepsgrond slaagt niet.
4. Ook ambtshalve toetsend ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat de maatregel onrechtmatig voortduurt.
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wijst de rechtbank ook het verzoek om schadevergoeding af.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. S.R.N. Parlevliet, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.